dinsdag 30 november 2021

Hoelang blijft het coronavirus in het lichaam?

 

Hoelang blijft het coronavirus in het lichaam?

Onderzoekers weten steeds meer over hoelang het virus in het lichaam aanwezig blijft en of mensen snel weer opnieuw besmet kunnen worden.
























Vrijdag 13 maart was een pechdag voor Fiona Lowenstein. In het weekend daarna kreeg de 26-jarige koorts, vervolgens begon ze te hoesten en niet lang daarna had ze zo weinig lucht dat ze nog met moeite kon praten. In het ziekenhuis bleek uit een test dat ze COVID-19 had. Ze werd opgenomen en kreeg extra zuurstof toegediend. Na twee dagen was ze voldoende opgeknapt om weer naar huis te kunnen, maar ze bleef wel symptomen houden.

Ze kreeg ernstige diarree, verloor haar reuk en kreeg keelpijn en netelroos. Maar het vervelendste was nog dat ze, ongeveer een maand na haar eerste klachten, intens vermoeid raakte en zware hoofdpijn kreeg. Lowenstein begon woorden door elkaar te halen en had concentratieproblemen: zo vergat ze bijvoorbeeld halverwege een zin wat ze wilde zeggen.

“Het voelde alsof ik door een vrachtwagen was overreden,” vertelt ze. “Er waren dagen dat het lukte om te werken, maar de volgende dag had ik het gevoel dat ik niet uit mijn bed kon komen.”

Wetenschappers zijn bezig te onderzoeken waarom sommige COVID-19-patiënten als Lowenstein dit soort terugvallen hebben, soms tot nog weken of maanden nadat ze de eerste ziekteverschijnselen hadden.

Mogelijk blijven langdurige patiënten problemen ondervinden omdat een deel van de virussen aanwezig blijft in hun weefsel. Onderzoekers proberen nu te achterhalen hoelang de ziekteverwekker in leven blijft in het lichaam, wat ook wel ‘virale persistentie’ wordt genoemd. Die periode komt mogelijk niet overeen met de tijd dat iemand die COVID-19 heeft gehad nog virale deeltjes uitscheidt, wat ertoe kan leiden dat diagnostische testen soms vals positief uitpakken.

Het is belangrijk om meer te weten te komen over de persistentie van COVID-19, omdat dit bepaalt hoelang iemand besmettelijk is, hoelang patiënten in isolatie moeten blijven en of het mogelijk is om opnieuw besmet te raken.

“Persistentie is een lastig begrip,” stelt Mary Kearney die als seniorwetenschapper onderzoek doet naar resistentie tegen HIV-medicatie aan het Center for Cancer Research van het Amerikaanse National Cancer Institute. Ze legt uit dat het met name lastig is omdat wetenschappers niet weten in hoeverre de persistentie van het coronavirus verschilt per individu of misschien zelfs per orgaan.

Het genetisch materiaal van het coronavirus bestaat niet uit DNA, maar uit RNA, vertelt Kearney. In andere families van RNA-virussen, zoals het virus dat hepatitis C veroorzaakt, kunnen persistente infecties zelfs tientallen jaren na de oorspronkelijke besmetting nog leiden tot leverfalen of kanker. “Als er sprake is van langdurige persistentie, kunnen er gevolgen op de lange termijn zijn,” aldus Kearney. Voor COVID-19 is hierover nog niets bekend omdat deze ziekte zo nieuw is, maar dit moet wel worden onderzocht.

Persistentie versus herbesmetting

Wetenschappers gebruiken drie categorieën voor persistentie. Bij acute virusbesmettingen – zoals het buikgriep veroorzakende norovirus – ontwikkelen mensen snel symptomen, waarna ze binnen enkele dagen volledig herstellen. Andere kleine indringers gaan niet meer weg. Een voorbeeld daarvan is het varicella-zostervirus, dat in eerste instantie waterpokken veroorzaakt, maar vervolgens latent aanwezig blijft in zenuwcellen. Weer andere besmettingen, zoals het poliovirus, treden acuut op bij de meeste mensen, maar blijken bij enkele mensen persistent. Hun lichaam heeft moeite om het virus op te ruimen.

Een van de complicerende factoren bij COVID-19 is dat veel van de tests die door artsen worden gebruikt om patiënten te onderzoeken (of door onderzoekers om monsters te verzamelen van de lichtknopjes in ziekenhuizen) gebruikmaken van de polymerasekettingreactie (polymerase chain reaction, PCR). Bij deze test wordt gezocht naar genetische restanten van het virus in de adem van een patiënt, of in zijn of haar ontlasting, urine of andere lichaamssappen. Een PCR-test zegt iets over de vraag of iemand de ziekte onlangs had, maar het maakt geen onderscheid tussen het nog levende, zich vermenigvuldigende virus of niet-besmettelijke restanten van het virus.

“Zelfs als het virus al niet meer besmettelijk is, is er nog een periode waarin je het RNA nog kunt terugvinden,” legt Andrew Karaba uit. Hij doet onderzoek naar infectieziekten aan de Amerikaanse Johns Hopkins University.

Om te testen of het gaat om levende virussen, moeten de onderzoekers ze uit monsters opkweken in celcultuurflessen of petrischaaltjes. Dit is niet eenvoudig; het afgenomen materiaal uit de neus van een patiënt kan al te veel zijn opgedroogd, of misschien is er net geen besmette cel meegenomen. Ook is het mogelijk dat het monster te weinig virusdeeltjes bevat om een kweek te maken. Bovendien adviseert de Amerikaanse tegenhanger van het RIVM, de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) dat het SARS-CoV-2-virus alleen moet worden afgenomen en bestudeerd in beveiligde laboratoria van niveau 3 of hoger wat betreft bioveiligheid.

Hoewel er nog weinig onderzoek is gedaan naar het levende SARS-CoV-2-virus, zijn er wel enkele gedaan waardoor iets meer duidelijk is over hoe lang het virus kan blijven bestaan. Bij een onderzoek in Duitsland werden negen milde ziektegevallen bekeken. Daaruit bleek dat er acht dagen na de eerste symptomen geen levende virussen meer konden worden opgekweekt uit monsters die waren afgenomen uit de keel en mond van de patiënten. Uit de studie bleek ook dat mensen tijdens de eerste dagen van de infectie grote hoeveelheden viraal RNA afscheiden.

In een ander onderzoek waarover een artikel verscheen in het vakblad Nature  werd het levende virus afgenomen van negen COVID-19-patiënten tijdens de eerste week dat ze symptomen hadden. Het virus van een van hen kon na negen dagen nog worden opgekweekt. Daarnaast vonden de onderzoekers in verschillende monsters na 31 dagen nog RNA-fragmenten van het virus. Uit een derde onderzoek, onder 89 inwoners van een verpleeghuis waarover op 28 mei een artikel verscheen in het New England Journal of Medicine, bleek ook dat patiënten het levende virus tot maximaal negen dagen kunnen verspreiden.

Nieuwe terugval

Wanneer eenmaal is vastgesteld wat de periode van virale persistentie is, is ook te bepalen of mensen kunnen worden herbesmet met COVID-19 of dat ze blijvend immuun zijn, en uiteindelijk hoelang zieke mensen in isolatie moeten blijven.

Tot dusverre lijkt het er op dat, in gevallen waarin sprake is van lang aanhoudende symptomen, een hernieuwde besmetting niet de verklaring is. De Zuid-Koreaanse tegenhanger van het RIVM deed onlangs contactonderzoek bij 285 patiënten die opnieuw positief waren getest nadat uit een eerdere PCR-test bleek dat ze het virus niet meer hadden. In het onderzoek werd geen bewijs gevonden dat de patiënten het virus aan anderen konden overdragen, of dat zij waren herbesmet door mensen uit hun omgeving.

“Wanneer mensen herstellen van een acute virusinfectie doodt hun immuunsysteem meestal alle cellen die door het virus zijn aangetast, om het virus zo te verdrijven,” vertelt viroloog Diane Griffin van de John Hopkins Bloomberg School of Public Health. Maar als virussen cellen besmetten die lang meegaan, zoals zenuwcellen, kan het immuunsysteem het zich niet veroorloven deze te vernietigen. Dat betekent “dat niet al het genetisch materiaal van het virus wordt opgeruimd”, aldus Griffin. Het virus kan zich mogelijk gedurende lange tijd in bepaalde delen van het lichaam schuilhouden.

Als dit het geval is, dan zou deze vorm van persistentie een grote rol kunnen spelen voor langdurige immuniteit. Ook al verspreidt het virus zich niet grootschalig, als de eiwitten van het virus nog in enkele cellen wordt geproduceerd, wordt je lichaam gedwongen om een immuunreactie gaande te houden, zegt Griffin. Dat zou ervoor zorgen dat je niet opnieuw ziek wordt.

Datzelfde gaat op voor besmettingen zoals de mazelen, waar het virus geen lang levende zenuwcellen aanvalt. In studies onder apen vond Griffin nog zes maanden na het ogenschijnlijke herstel van de dieren RNA van het virus in cellen van het immuunsysteem, de zogenaamde lymfocyten. Mogelijk blijft het virus in menselijke cellen nog langer in stand, zegt ze. Een besmetting met de mazelen levert intussen een levenslange immuniteit op, en Griffin vermoedt dat dit effect kan worden verklaard door persistent RNA.

Anderen zijn dat met haar eens. “Sommige aspecten van het immuunsysteem bestaan in hun huidige vorm omdat we chronisch besmet zijn,” zegt Skip Virgin, directeur en hoofd van de wetenschappelijke afdeling van het biotechnologiebedrijf Vir.

clinical director van het Amerikaanse National Institute of Neurological Disorders and Stroke van de National Institutes of Health, stelt dat een “mogelijke persistente immuunfunctie” wellicht ongunstig uitpakt voor COVID-19-patiënten en een rol zou kunnen spelen bij een zogenoemde ‘cytokinestorm’ waarbij het immuunsysteem op hol slaat en allerlei schade aanricht. Dergelijke immuunreacties kunnen verklaren waarom sommige mensen een terugval hebben of waarom zich op de lange termijn complicaties voordoen, die op dit gebied een langlopend onderzoek heeft opgezet.

Maar het zou ook kunnen dat zich bij verschillende individuen verschillende niveaus van virale persistentie en immuniteit voordoen, wat de ontwikkeling en toepassing van een vaccin zou bemoeilijken. “Een en hetzelfde virusdeeltje heeft waarschijnlijk bij verschillende personen een ander effect,”oncoloog bij het Amerikaanse Memorial Sloan Kettering Cancer Center. Daarom zijn er maar weinig vaccins die universele immuniteit opleveren, aldus Vardhana, die onderzoek doet naar de wijze waarop COVID-19-patiënten baat kunnen hebben bij adaptieve immuniteit.

Dit verschil in reacties maakt het mogelijk ook lastiger om een advies te geven over hoelang zieke personen in isolatie moeten blijven. De CDC adviseert COVID-19-patiënten momenteel om tien dagen in isolatie te blijven nadat ze zich ziek gaan voelen, en drie dagen nadat hun koorts is verdwenen. Voor wie geen symptomen heeft, begint de periode van tien dagen op het moment dat de positieve testuitslag wordt ontvangen.

Zowel voor het streven naar een vaccin als voor een betere behandeling van patiënten, “moeten we meer complexiteit meenemen in ons denken over de immuunreactie op COVID,” 

Ontstoken hersenen, teenuitslag, beroertes: waarom de vreemdste symptomen van COVID-19 nu pas opduiken

Deze symptomen klinken eng, maar ze zijn te verwachten. Dit is wat wetenschappers weten over de "nieuwe" effecten van het coronavirus.

Een infectie kan op veel verschillende manieren ernstige schade aanrichten in uw lichaam, en COVID-19 lijkt ze bijna allemaal te gebruiken. Het coronavirus tast vooral de longen aan , wat kan leiden tot longontsteking of zelfs ademhalingsfalen, en bij een op de vijf patiënten leidt het ook tot meervoudig orgaanfalen.

Maar terwijl de pandemie de wereld blijft teisteren, zijn er casusrapporten verschenen van meer ongebruikelijke schade, variërend van honderden kleine bloedstolsels tot beroertes bij jonge mensen , en zelfs mysterieuze ontstekingsreacties , zoals uitslag over het hele lichaam bij kinderen en de rode laesies die onofficieel bekend zijn geworden als COVID-teen.

Hoewel deze aandoeningen vreemd en angstaanjagend lijken, zijn ze al vóór de komst van COVID-19 in de virale geneeskunde waargenomen, en tot op zekere hoogte zijn ze te verwachten. Elk menselijk lichaam is uniek, dus een ziekte die miljoenen mensen treft, zal enkele eigenaardigheden opleveren. Wat is er precies aan de hand in deze gevallen en hoe vaak komen ze voor? Dit is wat we weten - en wat de wetenschappelijke gemeenschap nog moet ontdekken om deze ongebruikelijke gevallen te behandelen.

COVID-19 en het lichaam: de basis

COVID-19 begint als een luchtwegaandoening. Het virus dringt de cellen in de neus, keel en longen binnen en begint zich te vermenigvuldigen, waardoor griepachtige symptomen ontstaan ​​die kunnen uitgroeien tot longontsteking en zelfs gaten in uw longen kunnen slaan, waardoor blijvende littekens achterblijven. Voor veel patiënten is dat het ergste.

Maar voor anderen raakt het immuunsysteem op onverklaarbare wijze in de war en hun lichaam geeft eiwitten af ​​die cytokines worden genoemd - alarmbakens die helpen immuuncellen te rekruteren naar de plaats van een infectie. Als er te veel cytokinen in de bloedbaan lekken en het lichaam vullen, beginnen immuuncellen alles te doden wat ze tegenkomen. Deze reactie, een cytokinestorm genoemd, veroorzaakt een enorme ontsteking die de bloedvaten verzwakt, waardoor vloeistof in de luchtzakken van de longen sijpelt, wat ademhalingsfalen veroorzaakt. Een cytokinestorm kan de lever of de nieren beschadigen en leiden tot multi-orgaanfalen.

Mogelijke hartinfecties

Voorbij de longen, het nieuwe coronavirus lijkt te grote schade aanrichten in het hart, met een op de vijf COVID-19 patiënten ervaren van een aantal cardiale letsels , volgens een recente studie uit China.

Het hart pompt het bloed door het lichaam en voorziet de organen van zuurstof uit de longen. Ademhalingsvirussen zoals coronavirussen en griep kunnen dat evenwicht tussen vraag en aanbod verstoren. Als een virus de longen aanvalt, worden ze minder efficiënt in het leveren van zuurstof aan de bloedbaan. Een infectie kan ook de slagaders ontsteken, waardoor ze vernauwen en minder bloed naar de organen, inclusief het hart, voeren. Het hart reageert dan door harder te werken om te compenseren , wat kan leiden tot cardiovasculaire problemen.

Een ongebruikelijk en nog onverklaarbaar symptoom - zelfs bij jonge en verder gezonde mensen - is myocarditis, een relatief zeldzame aandoening waarbij een ontsteking de hartspier verzwakt.

Nieuwe rapporten hebben de mogelijkheid geopperd dat het coronavirus zich rechtstreeks in het hart kan nestelen. Virussen komen cellen binnen door te zoeken naar hun favoriete deuropeningen - eiwitten die receptoren worden genoemd. In het geval van het coronavirus hebben wetenschappers opgemerkt dat het hart dezelfde favoriete eiwitgateway heeft, ACE-2 genaamd, die SARS-CoV-2 gebruikt om de longen aan te vallen.

"Niemand heeft met een biopsie overtuigend aangetoond dat er daadwerkelijk virale deeltjes in de hartspiercellen zitten", zegt Robert Bonow , hoogleraar cardiologie aan de Northwestern University Feinberg School of Medicine en voormalig voorzitter van de American Heart Association. Hij merkt op dat deze tekenen van myocarditis ook kunnen worden veroorzaakt door een cytokinestorm die de rest van het lichaam doet ontvlammen. Van virussen zoals waterpokken en HIV is echter bekend dat ze de hartspier rechtstreeks infecteren, en onderzoek suggereert dat het coronavirus de bloedvatbekleding kan binnendringen .

Dit groeiende bewijs van de belangrijke rol die het hart speelt, heeft de vraag doen rijzen of COVID-19 ook als een hart- en vaatziekten moet worden geclassificeerd . "Het heeft geleid tot veel vragen over hoe we tegenwoordig patiënten behandelen", zegt Bonow. "Als een 75-jarige man binnenkomt met pijn op de borst, is het dan een hartaanval of COVID?"


Geen opmerkingen:

Een reactie posten