dinsdag 30 november 2021



Hoe komt het dat je soms sterretjes ziet?

Zie jij weleens vlekjes of sterretjes? In de meeste gevallen trekt dit binnen een halfuur weer weg. Mocht je hier vaker last van hebben, kan dit wijzen op een oogaandoening. Maar waarom zie je eigenlijk sterretjes en wat kan dit betekenen?

Eerst even een korte uitleg over je ogen. Licht komt binnen via je hoornvlies en legt een route af naar je netvlies. Voordat het licht op je netvlies komt en je het registreert, gaat het licht door je pupil en daarna door je lens. Als er in die route iets misgaat, kun je vlekjes zien. Er kan dus op verschillende plekken in je oog iets misgaan, waardoor je sterretjes ziet. Er zijn allerlei oorzaken voor, variërend van heel onschuldige oorzaken tot ernstige oorzaken waarbij direct behandeling nodig is.

ONSCHULDIGE OORZAKEN

SNEL OPSTAAN

Als je snel opstaat terwijl je een tijdje hebt gelegen, daalt je bloeddruk. Als je netvlies slecht doorbloed wordt en minder zuurstof krijgt, werkt het ook minder goed. Hierdoor kun je sterretjes zien. Meestal trekt dit snel weer weg.

ALCOHOL

Zie je weleens sterretjes terwijl je een kater hebt? Dat komt omdat de afbraakstoffen in alcohol de hersenen en het netvlies prikkelen. Dit kan ervoor zorgen dat je tijdelijk sterretjes ziet.

IN FEL LICHT KIJKEN

Als je een tijdje in fel licht kijkt, denk bijvoorbeeld aan de lamp bij de tandarts of aan een flits van een foto, raakt je netvlies overprikkeld. Hierdoor kun je tot een aantal minuten sterretjes zien.

OUDERDOM

Tussen de lens en het netvlies zit glasvocht. Door veroudering kan dit glasvocht troebel worden. Als het vocht troebel is, kun je vlekken zien in allerlei verschillende vormen. Sommige mensen zien draden, puntjes, cirkels, strepen of spinragjes. Ze bewegen mee als je je ogen draait. Ze worden daarom 'mouches volantes' (vliegende muggen) genoemd. Dit kan weleens verward worden met het zien van sterretjes.

ERNSTIGERE OORZAKEN

Mocht je je klachten herkennen in omschrijvingen hieronder, dan kun je het best even een langs de huisarts gaan. Hij of zij kan je indien nodig doorverwijzen naar een specialist.

OOGMIGRAINE

Aanvallen van oogmigraine duren meestal 5 minuten tot een halfuur. Oogmigraine heb je in verschillende vormen. De ene vorm ontstaat in de hersenen en de andere vorm ontstaat in het netvlies. De vorm die in het netvlies ontstaat kan schade aan het oog aanbrengen. Dit komt omdat er spasmes in de vaatjes van het netvlies optreden, waardoor er bloedpropjes kunnen ontstaan. In de meeste gevallen breekt het lichaam deze propjes af, maar als dit niet zo is, kan er zichtverlies optreden.

CHORIORETINITIS CENTRALIS SEROSA

Dit is een oogaandoening die vooral voorkomt bij mannen tussen de 25 en 45 jaar, maar ook vrouwen kunnen er soms last van hebben. Hierbij komt het netvlies op verschillende plekken een beetje omhoog door vochtophoping. Over deze aandoening wordt gezegd dat het verband heeft met stress, maar de daadwerkelijke oorzaak van deze aandoening is onbekend.

                            NETVLIESLOSLATING                                                          Netvliesloslating is vaak het gevolg van een scheurtje in het netvlies. Als hier vocht doorheen komt, kan het netvlies langzaam gaan loslaten. Als dit gebeurt, wordt een deel van het zicht wazig of zwart.



Zo ziet jouw ideale kerstboom eruit volgens je sterrenbeeld

 



Zo ziet jouw ideale kerstboom eruit volgens je sterrenbeeld

Nog geen inspiratie voor je kerstboom dit jaar? De sterren vertellen je hoe jouw ideale boom eruitziet.

Ga jij voor groots en meeslepend? Of juist voor minimalistisch? Ga je voor knalroze of klassiek rood en groen? Of komt er juist helemaal geen boom dit jaar? Dít is jouw ideale boom volgens je sterrenbeeld.

RAM (21 MAART T/M 20 APRIL)

Jij vindt de klassieke kerstboom maar saai. Doe jou maar ballen met panterprint! Dit hysterische tafereel past perfect bij jou, want jij doet niks volgens de regels, ook Kerst vieren niet.

STIER (21 APRIL T/M 21 MEI)

Hello, miss stylish. Kijken we naar een interieurmagazine of woon jij hier? De kerstboom is een project dat jij ieder jaar weer bloedje serieus neemt. Jij gaat namelijk voor het wow-effect. Dat lukt, wat een plaatje!

TWEELINGEN (22 MEI T/M 21 JUNI)

Tweelingen, jij gaat dit jaar voor een sprookjesthema in de boom. Je bent gek op kleur. Een saaie, kleurloze boom past dan ook niet in jouw interieur. Paars en turquoise maken jou vrolijk dit jaar.

KREEFT (22 JUNI T/M 23 JULI)

Kreeft, jij gaat dit jaar voor een minimalistische aanpak. Van jou hoeft niet aan elke tak een bal. Je houdt het eenvoudig, maar stijlvol. En weet je wat? Het werkt!

LEEUW (24 JULI T/M 23 AUGUSTUS)

Lieve Leeuw, het woord voor jouw ideale boom is: over-de-top! Het kan jou niet gek genoeg. Het liefst koop je de hele kerstmarkt leeg. Kun je niet kiezen tussen kleuren? Dan ga je toch voor allemaal!

MAAGD (24 AUGUSTUS T/M 23 SEPTEMBER)

Kerstbomen zijn zo niet jouw ding. Zo’n enorm gevaarte met lelijke ballen (en naar verluidt ook nog eens een boel beestjes) komt jouw perfecte interieur niet in. Het liefst kies jij voor een stijlvol alternatief.

WEEGSCHAAL (24 SEPTEMBER T/M 23 OKTOBER)

Jij bent gek op winter en de knusse sfeer die dit seizoen met zich meebrengt. Daarom wil jij een boom met winterse vibes. Sneeuwballen, skies en ijs: het komt allemaal in jouw kerstboom terug.

SCHORPIOEN (23 OKTOBER T/M 22 NOVEMBER)

De Schorpioen doet alles net even anders dan anders. Dat tuttige van Kerst is niks voor jou. Jij gaat voor een zwarte boom. Halloween vind je toch eigenlijk een leuker feest.

BOOGSCHUTTER (23 NOVEMBER T/M 22 DECEMBER)

De Boogschutter is gek op Kerst. Je kijkt er al het hele jaar naar uit. Je pakt je favoriete feestdagen het liefst zo traditioneel mogelijk aan. De boom moet dan ook de klassieke kerstkleuren hebben: rood en groen.

STEENBOK (22 DECEMBER T/M 20 JANUARI)

Lekker hysterisch, daar houd jij van! Jouw ideale boom is dan ook helemaal roze. Je partner vindt het waarschijnlijk nooit goed, maar dromen mag!

WATERMAN (21 JANUARI T/M 18 FEBRUARI)

Glimmend, glanzend en goud: dé drie woorden om jouw boom te omschrijven. Een paar tientjes neerleggen voor een schitterende kerstbal? Draai jij je hand niet voor om. Als-ie er maar beeldig uitziet. Dat er af en toe eentje kapot valt, dat doet stiekem wel een beetje pijn.

VISSEN (19 FEBRUARI T/M 20 MAART)

Bij jou is de vraag: welke kleur heeft je kerstboom dit jaar? Jij gaat namelijk ieder jaar voor een andere kleur. Dit jaar ga je voor babyblauw en dat past perfect bij een winterwonderland.


Déze kruidnoten bevatten de meeste calorieën

 


Déze kruidnoten bevatten de meeste calorieën

Nu de Sint weer in het land is, ligt de voorraadkast weer vol kruidnoten, chocoladeletters en taaitaaipoppen. Om ervoor te zorgen dat je niet té veel calorieën binnenkrijgt richting pakjesavond, hebben we gekeken welke kruidnoten de meeste (en minste) calorieën bevatten.

Wat je in huis hebt, eet je vaak op. Dé tip is dan ook om niet te veel in huis te halen. Maar je moet ook lekker kunnen genieten natuurlijk, dus af en toe een handje kruidnoten kan echt geen kwaad. Hoeveel calorieën zitten er eigenlijk in kruidnoten?

CALORIEËN EN SUIKERS

Gemiddeld zitten er 110 calorieën in een handje kruidnoten (25 gram). Toch kan het aantal calorieën per merk enorm verschillen.

Om je een handje te helpen, heeft voedingsdeskundige Leroy van Voedingsweetjes een overzicht gedeeld op Instagram. Bolletje Bakkers kruidnootjes komen als beste uit de test. Maar calorieën zeggen niet alles, zegt Leroy. “De feestmix van Jumbo bevat relatief weinig calorieën, ten opzichte van de rest, maar bevat wel de meeste suikers. Bijna 3,5 suikerklontje”, legt hij uit.

CHOCOLADE KRUIDNOTEN

Bovendien bevatten kruidnoten met een laagje pure chocolade het meeste vet, want hoe puurder de chocolade, hoe meer vet. Maar daar zit wel weer een stuk minder suiker in. Over het algemeen zijn de witte chocolade kruidnoten het minst gezet. Deze bevatten veel suiker én veel vet. Maar lekker zijn ze wel!

We zetten ze voor je op een rijtje. Deze voedingswaarden zijn per portie (25 gram). Eén suikerklontje is ongeveer 4 gram:

  • Bolletje Bakkers kruidnoten
    107 calorieën
    8,9 gram suiker
    1,8 gram vet
  • Kruidnoten feestmix
    108 calorieën
    13,7 suiker
    3,5 gram vet
  • Jumbo kruidnoten
    109 calorieën
    7,7 gram suiker
    2,9 gram vet
  • Bolletje kruidnoten
    110 calorieën
    8 gram suiker
    2,8 gram vet
  • Hema kruidnoten
    111 calorieën
    7,8 gram suiker
    2,9 gram vet
  • Albert Heijn kruidnoten
    112 calorieën
    7,8 gram suiker
    3,3 gram vet
  • Milka kruidnoten met melkchocolade
    117 calorieën
    9,8 gram suiker
    4,5 gram vet
  • Bolletje oma’s appeltaart kruidnoten
    117 calorieën
    10,5 gram suiker
    4,8 gram vet
  • Jumbo kruidnoten chocolademix
    117 calorieën
    11,1 gram suiker
    4,9 gram vet
  • Albert Heijn chocolade kruidnoten
    118 calorieën
    11,3 gram suiker
    4,8 gram vet
  • Albert Heijn confetti kruidnoten
    118 calorieën
    11,8 gram suiker
    4,8 gram vet
  • Hema chocolade kruidnoten
    118 calorieën
    11,2 gram suiker
    4,9 gram vet
  • Jumbo kruidnoten carrot cake
    120 calorieën
    12,2 gram suiker
    5 gram vet
  • Bolletje truffel chocolade kruidnoten
    121 calorieën
    11,5 gram suiker
    5 gram vet
  • Bolletje red velvet kruidnoten
    122 calorieën
    11,5 gram suiker
    5 gram vet
  • Bolletje witte chocolade kruidnoten
    122 calorieën
    11,5 gram suiker
    4,8 gram vet
  • Bolletje extra pure chocolade kruidnoten
    122 calorieën
    7,3 gram suiker
    6 gram vet
  • Bolletje kokos chocolade kruidnoten
    122 calorieën
    11,8 gram suiker
    5 gram vet
  • Albert Heijn karamel zeezout kruidnoten
    123 calorieën
    10,3 gram suiker
    5,8 gram vet

 

CALORIEËN VERBRANDEN

We eten jaarlijks behoorlijk wat kruidnoten en op die manier krijg je heel wat extra calorieën binnen. Voor een handje kruidnoten moet je ongeveer een halfuurtje wandelen om de calorieën te verbranden. Varianten met chocolade bevatten zoals je hierboven kunt zien meer suikers en calorieën, dus daar moet je nog een extra rondje voor lopen.

HOEVEEL MOET JE ETEN OM EEN KILO AAN TE KOMEN?

Schrik niet meteen, want om een kilo aan te komen moet je zo’n 7000 extra calorieën eten. Aangezien een handje kruidnoten van 25 gram zo’n 110 calorieën bevat, moet je in totaal dus meer dan 1,5 kilo pepernoten naar binnen werken. Zo snel zal je dus niet aankomen van deze zoete lekkernij.

SINTERKLAASLEKKERNIJ

Niet zo’n fan van kruidnoten en maken ze jou blijer met een stukje gevulde speculaas, chocolade letter of taaitaai? Híer lees je hoeveel calorieën er in jouw favoriete sinterklaaslekkernij zitten.


Welke saus is het gezondst op je friet?

 

Welke saus is het gezondst op je friet?

Nee, écht binnen de schijf van vijf landt een bord patat sowieso niet. Maar met welke saus houd je je vette hap zo gezond mogelijk: mayo, curry, Joppie, saté of ketchup?
















Eten vergelijken is altijd knap lastig. Calorieën, vet, suikers: je kunt voeding op allerlei manieren tegen elkaar afzetten. We doen het dus stap voor stap en krijgen zo een eindwinnaar.

Om het overzicht te bewaren vergelijken we zes sauzen, de (moderne) klassiekers van de snackbar: mayonaise, fritessaus, ketchup, curry, Joppiesaus en satésaus. Laat de wedstrijd beginnen!

Ronde 1: alle calorieën tellen

We beginnen eenvoudig, bij de calorieën: hoeveel energie krijg je binnen met een klodder saus? Mayonaise, de oude dame onder de frietsauzen, wint met overmacht. Per 100 gram krijg je 664 kilocalorieën binnen. Een goede klodder op je friet (20 gram) levert dus al 133 kilocalorieën op, vergelijkbaar met een hele kroket.

Helaas zoeken we naar gezond, dus dat betekent alleen maar minpunten voor mayo. Joppiesaus, satésaus en fritessaus scoren in de middenmoot, met zo'n 60 kilocalorieën per portie. Curry doet het al een stuk beter, maar ketchup is de echte winnaar: dat bevat acht keer minder calorieën dan mayonaise.

  1. Ketchup (15 kilocalorieën per klodder)
  2. Curry (26 kcal)
  3. Satésaus (49 kcal)
  4. Fritessaus (59 kcal)
  5. Joppiesaus (69 kcal)
  6. Mayonaise (133 kcal)
    mayonnaise
    Adrian BurkeGetty Images












    Ronde 2: deze sauzen zijn vet lekker

    Friet is van zichzelf al vet, maar met sommige sauzen doe je daar nog een schep bovenop. Weer springt mayonaise eruit: dat bestaat voor ruim zeventig procent uit vet. Joppiesaus en fritessaus volgen op afstand, daarna komt satésaus.

    Curry en ketchup zijn nu gezamenlijke winnaars, want beide zijn vrijwel vetvrij. Curry is een gekruide variant van ketchup, dus heel verrassend is het niet dat die vergelijkbaar scoren.

    1. Ketchup & curry (0 procent vet)
    2. Satésaus (13 procent vet)
    3. Fritessaus & Joppiesaus (27 á 28 procent vet)
    4. Mayonaise (72 procent vet)

    Ronde 3: zoetjesaan richting de winnaar

    Suikers zijn minder rijk aanwezig in de meeste frietsauzen. Voor de verandering scoort mayonaise nu eens goed: het bevat nauwelijks suikers (al dat vet laat weinig ruimte over). Vooral curry moet het nu ontgelden, dat bestaat voor een kwart uit suikers. Ook ketchup is vrij suikerrijk, maar dat valt netjes tussen de rest in.

    1. Mayonaise (3 procent suiker)
    2. Fritessaus (7 procent suiker)
    3. Joppiesaus (12 procent suiker)
    4. Ketchup (14 procent suiker)
    5. Satésaus (19 procent suiker)
    6. Curry (25 procent suiker)
      ketchup splash

      En de winnaar is...

      Er is weinig ruimte voor twijfel: ketchup scoort het best op vrijwel elk vlak. Het rode goedje is veel minder calorierijk en vet dan andere sauzen. Het is wel vrij suikerrijk, maar juist op dat vlak scoort de enige concurrent (curry) nog slechter. Mayonaise is met afstand de ongezondste keuze, dus de eindrangschikking is als volgt.

      1. Ketchup
      2. Curry
      3. Satésaus
      4. Fritessaus en Joppiesaus (deze sauzen scoren behoorlijk vergelijkbaar)
      5. Mayonaise

        Ketchup is dus de gezondste keuze over je patat. Vanwege de suikers kun je de fles beter niet helemaal leeg knijpen, maar het is wel verreweg de minst ongezonde optie.




        Wat beïnvloedt het tempo waarin het coronavirus muteert?

         

        Wat beïnvloedt het tempo waarin het coronavirus muteert?

        Hoewel virussen door veel biologen niet echt als levensvormen worden gezien, kunnen ze net als levende cellen muteren en zich verder ontwikkelen door voortdurend nieuwe varianten te creëren.

























        Zonder genetische mutaties zouden er geen mensen zijn. Er zouden zelfs helemaal geen levende wezens op aarde zijn – geen zoogdieren, insecten, planten of zelfs maar bacteriën.

        Mutaties zijn minuscule vergissingen in het genetische materiaal van levensvormen en doen zich op elk willekeurig moment voor wanneer een cel een kopie van zichzelf maakt. Mutaties vormen daarmee het basismateriaal van de evolutie op aarde, want ze creëren variëteit in een bepaalde populatie, waardoor de natuurlijke selectie zijn werk kan doen door het bevoordelen van gunstige mutaties. Op deze wijze is de nek van de giraffe lang genoeg geworden om de bladeren van boomtoppen te bereiken of konden rupsen zich als vogelpoep camoufleren om aan de aandacht van roofdieren te ontsnappen.

        Maar in het midden van een pandemie klinkt het woord ‘mutatie’ wat onheilspellend. Hoewel veel biologen vinden dat virussen technisch gesproken geen levensvormen zijn, kunnen deze ziekteverwekkers levende cellen binnendringen en daar kopieën van zichzelf maken. Daarbij treden mutaties op, kleine veranderingen in de genetische code van het virus, en die veranderingen kunnen het virus helpen om menselijke cellen gemakkelijker binnen te dringen en ons immuunstelsel te omzeilen. Drie van de mutaties die zich in het SARS-CoV-2-virus hebben voorgedaan, waren voor experts aanleiding om te pleiten voor extra maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus.

        Maar deze nieuwe stammen zijn slechts enkele van de duizenden SARS-CoV-2-varianten die sinds het begin van de pandemie zijn ontstaan. “We creëren momenteel varianten bij de vleet, omdat er zoveel mensen met SARS-CoV-2 besmet zijn,” zegt Siobain Duffy, expert in de evolutie van virussen aan de Amerikaanse Rutgers School of Environmental and Biological Sciences.

        Veel van die varianten zijn alweer verdwenen. Waarom verandert het virus en waarom verdwijnen sommige versies daarna weer? Welke mechanismen zijn betrokken bij de evolutie van virussen?

        “Een virus verandert voortdurend, omdat zijn biologie dat voorschrijft,” zegt Simon Anthony, viroloog en expert op het gebied van infectieziekten aan de University of California in Davis. “De vraag is dus: zijn deze verandering voor ons van belang?”

        Replicatie van de genetische code

        Een succesvol virus is een virus dat erin slaagt méér kopieën van zichzelf te maken dan andere versies. Maar deze microscopisch kleine ‘wezens’ kunnen in hun eentje niet zoveel uitrichten. Virussen zijn eigenlijk weinig meer dan opgerolde stukjes genetisch materiaal in een omhulsel van eiwitten en soms in een tweede buitenschil. Om zich te vermeerderen moeten ze eerst een gastheer vinden. Daartoe hecht een virus zich aan een cel en stort er zijn genetisch materiaal in uit. Binnenin wordt de cellulaire machinerie door het virusmateriaal gekaapt, zodat het virus een nieuwe generatie afstammelingen kan produceren.

        Maar telkens wanneer het virus zichzelf kopieert, bestaat er de kans op kleine typefoutjes of mutaties in de lange reeks ‘letters’ waaruit een DNA- of RNA-streng bestaat.

        De meerderheid van deze mutaties zijn schadelijk voor het virus of de gastheer, waardoor deze typefouten zichzelf niet verder vermeerderen. Duffy legt uit dat mutaties bijvoorbeeld veranderingen kunnen aanbrengen in de eiwitbouwstenen die in het DNA of RNA zijn gecodeerd, waardoor de uiteindelijke vorm van dat eiwit verandert en het zijn werk niet meer kan doen.

        “Het bouwt niet langer van die mooie kleine alfa-helices die het normaliter bouwt,” zegt ze over een veel voorkomende structuur van eiwitten. “Of het creëert niet langer die fraai opgevouwen laagjes die het normaliter creëert.”

        Veel andere mutaties zijn ‘neutraal’, in de zin dat ze geen gevolgen hebben voor de manier waarop het virus of de gastheercel zichzelf vermeerdert. Dat soort mutaties kunnen zich soms door toeval verder verspreiden onder een populatie die die nog niet aan andere varianten van het virus is blootgesteld. “Het is de enige variant die toevallig in de buurt is,” zegt Anthony.

        Slechts een paar mutaties blijken gunstig te zijn voor een virus of zijn gastheercel. Door sommige veranderingen wordt een virus bijvoorbeeld beter in het overspringen van de ene gastheer op de andere, waardoor het varianten in zijn omgeving kan verdringen. Dat is wat er is gebeurd met de SARS-CoV-2-variant B.1.1.7, die voor het eerst in Groot-Brittannië opdook en zich inmiddels naar ruim tien andere landen heeft verspreid. Wetenschappers denken dat deze variant ongeveer 50 procent besmettelijker is dan eerdere vormen van het virus, waardoor het duidelijk een voorsprong heeft op zijn evolutionaire concurrenten.

        Tempo van evolutie

        Mutaties doen zich op willekeurige momenten voor, maar het tempo waarin dat gebeurt, is niet willekeurig maar afhankelijk van het virus zelf. De enzymen met behulp waarvan het DNA van een virus wordt gekopieerd, DNA-polymerase, kunnen de gekopieerde DNA-strengen ‘doorlezen’ en er typefouten uit halen, waardoor elke generatie van kopieën maar weinig mutaties bevat.

        Maar RNA-virussen, waaronder ook SARS-CoV-2, zijn de evolutionaire gokkers van deze microscopische wereld. Het RNA-polymerase waarmee deze virussen worden gekopieerd, is over het algemeen geen goede corrector, waardoor RNA-virussen de neiging hebben om veel meer mutaties voort te brengen – soms wel een miljoenmaal méér dan het DNA in de cellen van hun gastheren.

        Coronavirussen hebben een iets lager mutatietempo dan de meeste andere RNA-virussen, omdat ze in staat zijn wat licht ‘redactiewerk’ uit te voeren. “Maar dat is niet genoeg om te voorkomen dat dit soort mutaties zich ophopen,” zegt viroloog Louis Mansky, directeur van het Institute for Molecular Virology van de University of Minnesota. Dus toen het nieuwe coronavirus zich over de hele wereld begon te verspreiden, was het onvermijdelijk dat daarbij een hele reeks varianten zou ontstaan.

        Het werkelijke tempo waarin een virus muteert, is lastig te meten. “De meeste van die mutaties blijken dodelijk voor het virus te zijn, dus die zul je nooit actief zien groeien en zich ontwikkelen binnen de viruspopulatie,” zegt Mansky.

        In plaats daarvan kan de zogenaamde ‘fixatiesnelheid’ van een virus worden bepaald aan de hand van genetisch onderzoek onder patiënten. Met dit begrip wordt uitgedrukt hoe vaak mutaties die zich in een viruspopulatie ophopen en daarna definitief in die populatie ‘fixeren’ (‘vestigen’). In tegenstelling tot de mutatiesnelheid wordt dit getal over een langere periode berekend. Hoe meer een virus zich kan verspreiden, des te meer kansen het heeft om kopieën van zichzelf te maken en des te hoger is zijn ‘fixatiesnelheid’ en de snelheid waarmee het zich verder ontwikkelt, zegt Duffy.

        Voor SARS-CoV-2 schatten wetenschappers dat zich ongeveer elke elf dagen een nieuwe variant in de viruspopulatie ‘vestigt’. Maar dat proces verloopt niet altijd in een gestaag tempo.

        In december 2020 trok de variant B.1.1.7 de aandacht van experts toen de 23 mutaties van deze stam plotseling in het Engelse graafschap Kent opdoken en zich daar snel verspreidden. Sommige wetenschappers denken dat een chronisch zieke patiënt het virus langere tijd de gelegenheid heeft gegeven om zichzelf te kopiëren en daarbij te muteren en dat de variant zich vervolgens onder druk van het gebruik van bloedplasma van herstelde patiënten verder heeft ontwikkeld. Volgens Duffy was niet elke mutatie van deze variant gunstig voor het virus, maar sommige stelden de stam in staat om zich sneller te verspreiden.

        Universum van virussen

        De evolutie wordt voortgedreven door mutaties, maar deze typefouten zijn niet de enige manier waarop een virus in de loop der tijd kan veranderen.

        Sommige virussen, zoals het griepvirus influenza, hebben andere methoden om hun diversiteit te vergroten. Influenza bestaat uit acht genetische segmenten, die allemaal opnieuw gerangschikt kunnen worden (een proces dat ‘virale verschuiving’ wordt genoemd) wanneer meerdere virussen één en dezelfde cel binnendringen en zich daar tegelijkertijd vermeerderen. Wanneer de viruskopieën in hun eiwitcapsules worden ingepakt, kunnen de RNA-segmenten waaruit ze zijn voortgekomen vermengd raken en als Legoblokjes opnieuw worden gerangschikt. Door dit proces kan de werking van een virus heel snel veranderen of ‘verschuiven’. Zo leidde een ‘virale verschuiving’ van een griepstam die onder varkens, vogels en mensen circuleerde tot de H1N1-pandemie van de ‘Mexicaanse griep’ of ‘varkensgriep’.

        Maar in tegenstelling tot griepvirussen zijn coronavirussen niet in segmenten ingedeeld die opnieuw kunnen worden gerangschikt. Desalniettemin kan de werking van coronavirussen een zekere ‘verschuiving’ vertonen tijdens een proces dat ‘recombinatie’ wordt genoemd. Met behulp van de enzymen die kopieën van het virus maken, worden daarbij segmenten van het genoom van één bepaald virus ontrafeld en gespleten en vervolgens verbonden met het genoom van een ander virus. Wetenschappers weten nog niet precies of dit proces een belangrijke rol speelt in de evolutie van het SARS-CoV-2-virus.

        Meer inzicht in de dynamiek van SARS-CoV-2 is van vitaal belang om ervoor te zorgen dat behandelingen en vaccins het ontwikkelingstempo van het virus bijhouden. Voorlopig zijn de nu beschikbare vaccins werkzaam tegen de ernstiger symptomen van alle virusvarianten.

        En het onderzoek naar de evolutie van het SARS-CoV-2-virus kan misschien antwoord geven op een andere belangrijke vraag: waar kwam dit nieuwe coronavirus vandaan? Hoewel het virus waarschijnlijk is ontstaan in vleermuizen, zitten er nog veel hiaten in het verhaal over de herkomst van SARS-CoV-2 en het overspringen op menselijke gastheren. Door deze hiaten op te vullen kunnen we de mens in de toekomst beter beschermen.

        “Als wereldwijde samenleving willen we niet dat dit opnieuw gebeurt,” 







        Hoelang blijft het coronavirus in het lichaam?

         

        Hoelang blijft het coronavirus in het lichaam?

        Onderzoekers weten steeds meer over hoelang het virus in het lichaam aanwezig blijft en of mensen snel weer opnieuw besmet kunnen worden.
























        Vrijdag 13 maart was een pechdag voor Fiona Lowenstein. In het weekend daarna kreeg de 26-jarige koorts, vervolgens begon ze te hoesten en niet lang daarna had ze zo weinig lucht dat ze nog met moeite kon praten. In het ziekenhuis bleek uit een test dat ze COVID-19 had. Ze werd opgenomen en kreeg extra zuurstof toegediend. Na twee dagen was ze voldoende opgeknapt om weer naar huis te kunnen, maar ze bleef wel symptomen houden.

        Ze kreeg ernstige diarree, verloor haar reuk en kreeg keelpijn en netelroos. Maar het vervelendste was nog dat ze, ongeveer een maand na haar eerste klachten, intens vermoeid raakte en zware hoofdpijn kreeg. Lowenstein begon woorden door elkaar te halen en had concentratieproblemen: zo vergat ze bijvoorbeeld halverwege een zin wat ze wilde zeggen.

        “Het voelde alsof ik door een vrachtwagen was overreden,” vertelt ze. “Er waren dagen dat het lukte om te werken, maar de volgende dag had ik het gevoel dat ik niet uit mijn bed kon komen.”

        Wetenschappers zijn bezig te onderzoeken waarom sommige COVID-19-patiënten als Lowenstein dit soort terugvallen hebben, soms tot nog weken of maanden nadat ze de eerste ziekteverschijnselen hadden.

        Mogelijk blijven langdurige patiënten problemen ondervinden omdat een deel van de virussen aanwezig blijft in hun weefsel. Onderzoekers proberen nu te achterhalen hoelang de ziekteverwekker in leven blijft in het lichaam, wat ook wel ‘virale persistentie’ wordt genoemd. Die periode komt mogelijk niet overeen met de tijd dat iemand die COVID-19 heeft gehad nog virale deeltjes uitscheidt, wat ertoe kan leiden dat diagnostische testen soms vals positief uitpakken.

        Het is belangrijk om meer te weten te komen over de persistentie van COVID-19, omdat dit bepaalt hoelang iemand besmettelijk is, hoelang patiënten in isolatie moeten blijven en of het mogelijk is om opnieuw besmet te raken.

        “Persistentie is een lastig begrip,” stelt Mary Kearney die als seniorwetenschapper onderzoek doet naar resistentie tegen HIV-medicatie aan het Center for Cancer Research van het Amerikaanse National Cancer Institute. Ze legt uit dat het met name lastig is omdat wetenschappers niet weten in hoeverre de persistentie van het coronavirus verschilt per individu of misschien zelfs per orgaan.

        Het genetisch materiaal van het coronavirus bestaat niet uit DNA, maar uit RNA, vertelt Kearney. In andere families van RNA-virussen, zoals het virus dat hepatitis C veroorzaakt, kunnen persistente infecties zelfs tientallen jaren na de oorspronkelijke besmetting nog leiden tot leverfalen of kanker. “Als er sprake is van langdurige persistentie, kunnen er gevolgen op de lange termijn zijn,” aldus Kearney. Voor COVID-19 is hierover nog niets bekend omdat deze ziekte zo nieuw is, maar dit moet wel worden onderzocht.

        Persistentie versus herbesmetting

        Wetenschappers gebruiken drie categorieën voor persistentie. Bij acute virusbesmettingen – zoals het buikgriep veroorzakende norovirus – ontwikkelen mensen snel symptomen, waarna ze binnen enkele dagen volledig herstellen. Andere kleine indringers gaan niet meer weg. Een voorbeeld daarvan is het varicella-zostervirus, dat in eerste instantie waterpokken veroorzaakt, maar vervolgens latent aanwezig blijft in zenuwcellen. Weer andere besmettingen, zoals het poliovirus, treden acuut op bij de meeste mensen, maar blijken bij enkele mensen persistent. Hun lichaam heeft moeite om het virus op te ruimen.

        Een van de complicerende factoren bij COVID-19 is dat veel van de tests die door artsen worden gebruikt om patiënten te onderzoeken (of door onderzoekers om monsters te verzamelen van de lichtknopjes in ziekenhuizen) gebruikmaken van de polymerasekettingreactie (polymerase chain reaction, PCR). Bij deze test wordt gezocht naar genetische restanten van het virus in de adem van een patiënt, of in zijn of haar ontlasting, urine of andere lichaamssappen. Een PCR-test zegt iets over de vraag of iemand de ziekte onlangs had, maar het maakt geen onderscheid tussen het nog levende, zich vermenigvuldigende virus of niet-besmettelijke restanten van het virus.

        “Zelfs als het virus al niet meer besmettelijk is, is er nog een periode waarin je het RNA nog kunt terugvinden,” legt Andrew Karaba uit. Hij doet onderzoek naar infectieziekten aan de Amerikaanse Johns Hopkins University.

        Om te testen of het gaat om levende virussen, moeten de onderzoekers ze uit monsters opkweken in celcultuurflessen of petrischaaltjes. Dit is niet eenvoudig; het afgenomen materiaal uit de neus van een patiënt kan al te veel zijn opgedroogd, of misschien is er net geen besmette cel meegenomen. Ook is het mogelijk dat het monster te weinig virusdeeltjes bevat om een kweek te maken. Bovendien adviseert de Amerikaanse tegenhanger van het RIVM, de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) dat het SARS-CoV-2-virus alleen moet worden afgenomen en bestudeerd in beveiligde laboratoria van niveau 3 of hoger wat betreft bioveiligheid.

        Hoewel er nog weinig onderzoek is gedaan naar het levende SARS-CoV-2-virus, zijn er wel enkele gedaan waardoor iets meer duidelijk is over hoe lang het virus kan blijven bestaan. Bij een onderzoek in Duitsland werden negen milde ziektegevallen bekeken. Daaruit bleek dat er acht dagen na de eerste symptomen geen levende virussen meer konden worden opgekweekt uit monsters die waren afgenomen uit de keel en mond van de patiënten. Uit de studie bleek ook dat mensen tijdens de eerste dagen van de infectie grote hoeveelheden viraal RNA afscheiden.

        In een ander onderzoek waarover een artikel verscheen in het vakblad Nature  werd het levende virus afgenomen van negen COVID-19-patiënten tijdens de eerste week dat ze symptomen hadden. Het virus van een van hen kon na negen dagen nog worden opgekweekt. Daarnaast vonden de onderzoekers in verschillende monsters na 31 dagen nog RNA-fragmenten van het virus. Uit een derde onderzoek, onder 89 inwoners van een verpleeghuis waarover op 28 mei een artikel verscheen in het New England Journal of Medicine, bleek ook dat patiënten het levende virus tot maximaal negen dagen kunnen verspreiden.

        Nieuwe terugval

        Wanneer eenmaal is vastgesteld wat de periode van virale persistentie is, is ook te bepalen of mensen kunnen worden herbesmet met COVID-19 of dat ze blijvend immuun zijn, en uiteindelijk hoelang zieke mensen in isolatie moeten blijven.

        Tot dusverre lijkt het er op dat, in gevallen waarin sprake is van lang aanhoudende symptomen, een hernieuwde besmetting niet de verklaring is. De Zuid-Koreaanse tegenhanger van het RIVM deed onlangs contactonderzoek bij 285 patiënten die opnieuw positief waren getest nadat uit een eerdere PCR-test bleek dat ze het virus niet meer hadden. In het onderzoek werd geen bewijs gevonden dat de patiënten het virus aan anderen konden overdragen, of dat zij waren herbesmet door mensen uit hun omgeving.

        “Wanneer mensen herstellen van een acute virusinfectie doodt hun immuunsysteem meestal alle cellen die door het virus zijn aangetast, om het virus zo te verdrijven,” vertelt viroloog Diane Griffin van de John Hopkins Bloomberg School of Public Health. Maar als virussen cellen besmetten die lang meegaan, zoals zenuwcellen, kan het immuunsysteem het zich niet veroorloven deze te vernietigen. Dat betekent “dat niet al het genetisch materiaal van het virus wordt opgeruimd”, aldus Griffin. Het virus kan zich mogelijk gedurende lange tijd in bepaalde delen van het lichaam schuilhouden.

        Als dit het geval is, dan zou deze vorm van persistentie een grote rol kunnen spelen voor langdurige immuniteit. Ook al verspreidt het virus zich niet grootschalig, als de eiwitten van het virus nog in enkele cellen wordt geproduceerd, wordt je lichaam gedwongen om een immuunreactie gaande te houden, zegt Griffin. Dat zou ervoor zorgen dat je niet opnieuw ziek wordt.

        Datzelfde gaat op voor besmettingen zoals de mazelen, waar het virus geen lang levende zenuwcellen aanvalt. In studies onder apen vond Griffin nog zes maanden na het ogenschijnlijke herstel van de dieren RNA van het virus in cellen van het immuunsysteem, de zogenaamde lymfocyten. Mogelijk blijft het virus in menselijke cellen nog langer in stand, zegt ze. Een besmetting met de mazelen levert intussen een levenslange immuniteit op, en Griffin vermoedt dat dit effect kan worden verklaard door persistent RNA.

        Anderen zijn dat met haar eens. “Sommige aspecten van het immuunsysteem bestaan in hun huidige vorm omdat we chronisch besmet zijn,” zegt Skip Virgin, directeur en hoofd van de wetenschappelijke afdeling van het biotechnologiebedrijf Vir.

        clinical director van het Amerikaanse National Institute of Neurological Disorders and Stroke van de National Institutes of Health, stelt dat een “mogelijke persistente immuunfunctie” wellicht ongunstig uitpakt voor COVID-19-patiënten en een rol zou kunnen spelen bij een zogenoemde ‘cytokinestorm’ waarbij het immuunsysteem op hol slaat en allerlei schade aanricht. Dergelijke immuunreacties kunnen verklaren waarom sommige mensen een terugval hebben of waarom zich op de lange termijn complicaties voordoen, die op dit gebied een langlopend onderzoek heeft opgezet.

        Maar het zou ook kunnen dat zich bij verschillende individuen verschillende niveaus van virale persistentie en immuniteit voordoen, wat de ontwikkeling en toepassing van een vaccin zou bemoeilijken. “Een en hetzelfde virusdeeltje heeft waarschijnlijk bij verschillende personen een ander effect,”oncoloog bij het Amerikaanse Memorial Sloan Kettering Cancer Center. Daarom zijn er maar weinig vaccins die universele immuniteit opleveren, aldus Vardhana, die onderzoek doet naar de wijze waarop COVID-19-patiënten baat kunnen hebben bij adaptieve immuniteit.

        Dit verschil in reacties maakt het mogelijk ook lastiger om een advies te geven over hoelang zieke personen in isolatie moeten blijven. De CDC adviseert COVID-19-patiënten momenteel om tien dagen in isolatie te blijven nadat ze zich ziek gaan voelen, en drie dagen nadat hun koorts is verdwenen. Voor wie geen symptomen heeft, begint de periode van tien dagen op het moment dat de positieve testuitslag wordt ontvangen.

        Zowel voor het streven naar een vaccin als voor een betere behandeling van patiënten, “moeten we meer complexiteit meenemen in ons denken over de immuunreactie op COVID,” 

        Ontstoken hersenen, teenuitslag, beroertes: waarom de vreemdste symptomen van COVID-19 nu pas opduiken

        Deze symptomen klinken eng, maar ze zijn te verwachten. Dit is wat wetenschappers weten over de "nieuwe" effecten van het coronavirus.

        Een infectie kan op veel verschillende manieren ernstige schade aanrichten in uw lichaam, en COVID-19 lijkt ze bijna allemaal te gebruiken. Het coronavirus tast vooral de longen aan , wat kan leiden tot longontsteking of zelfs ademhalingsfalen, en bij een op de vijf patiënten leidt het ook tot meervoudig orgaanfalen.

        Maar terwijl de pandemie de wereld blijft teisteren, zijn er casusrapporten verschenen van meer ongebruikelijke schade, variërend van honderden kleine bloedstolsels tot beroertes bij jonge mensen , en zelfs mysterieuze ontstekingsreacties , zoals uitslag over het hele lichaam bij kinderen en de rode laesies die onofficieel bekend zijn geworden als COVID-teen.

        Hoewel deze aandoeningen vreemd en angstaanjagend lijken, zijn ze al vóór de komst van COVID-19 in de virale geneeskunde waargenomen, en tot op zekere hoogte zijn ze te verwachten. Elk menselijk lichaam is uniek, dus een ziekte die miljoenen mensen treft, zal enkele eigenaardigheden opleveren. Wat is er precies aan de hand in deze gevallen en hoe vaak komen ze voor? Dit is wat we weten - en wat de wetenschappelijke gemeenschap nog moet ontdekken om deze ongebruikelijke gevallen te behandelen.

        COVID-19 en het lichaam: de basis

        COVID-19 begint als een luchtwegaandoening. Het virus dringt de cellen in de neus, keel en longen binnen en begint zich te vermenigvuldigen, waardoor griepachtige symptomen ontstaan ​​die kunnen uitgroeien tot longontsteking en zelfs gaten in uw longen kunnen slaan, waardoor blijvende littekens achterblijven. Voor veel patiënten is dat het ergste.

        Maar voor anderen raakt het immuunsysteem op onverklaarbare wijze in de war en hun lichaam geeft eiwitten af ​​die cytokines worden genoemd - alarmbakens die helpen immuuncellen te rekruteren naar de plaats van een infectie. Als er te veel cytokinen in de bloedbaan lekken en het lichaam vullen, beginnen immuuncellen alles te doden wat ze tegenkomen. Deze reactie, een cytokinestorm genoemd, veroorzaakt een enorme ontsteking die de bloedvaten verzwakt, waardoor vloeistof in de luchtzakken van de longen sijpelt, wat ademhalingsfalen veroorzaakt. Een cytokinestorm kan de lever of de nieren beschadigen en leiden tot multi-orgaanfalen.

        Mogelijke hartinfecties

        Voorbij de longen, het nieuwe coronavirus lijkt te grote schade aanrichten in het hart, met een op de vijf COVID-19 patiënten ervaren van een aantal cardiale letsels , volgens een recente studie uit China.

        Het hart pompt het bloed door het lichaam en voorziet de organen van zuurstof uit de longen. Ademhalingsvirussen zoals coronavirussen en griep kunnen dat evenwicht tussen vraag en aanbod verstoren. Als een virus de longen aanvalt, worden ze minder efficiënt in het leveren van zuurstof aan de bloedbaan. Een infectie kan ook de slagaders ontsteken, waardoor ze vernauwen en minder bloed naar de organen, inclusief het hart, voeren. Het hart reageert dan door harder te werken om te compenseren , wat kan leiden tot cardiovasculaire problemen.

        Een ongebruikelijk en nog onverklaarbaar symptoom - zelfs bij jonge en verder gezonde mensen - is myocarditis, een relatief zeldzame aandoening waarbij een ontsteking de hartspier verzwakt.

        Nieuwe rapporten hebben de mogelijkheid geopperd dat het coronavirus zich rechtstreeks in het hart kan nestelen. Virussen komen cellen binnen door te zoeken naar hun favoriete deuropeningen - eiwitten die receptoren worden genoemd. In het geval van het coronavirus hebben wetenschappers opgemerkt dat het hart dezelfde favoriete eiwitgateway heeft, ACE-2 genaamd, die SARS-CoV-2 gebruikt om de longen aan te vallen.

        "Niemand heeft met een biopsie overtuigend aangetoond dat er daadwerkelijk virale deeltjes in de hartspiercellen zitten", zegt Robert Bonow , hoogleraar cardiologie aan de Northwestern University Feinberg School of Medicine en voormalig voorzitter van de American Heart Association. Hij merkt op dat deze tekenen van myocarditis ook kunnen worden veroorzaakt door een cytokinestorm die de rest van het lichaam doet ontvlammen. Van virussen zoals waterpokken en HIV is echter bekend dat ze de hartspier rechtstreeks infecteren, en onderzoek suggereert dat het coronavirus de bloedvatbekleding kan binnendringen .

        Dit groeiende bewijs van de belangrijke rol die het hart speelt, heeft de vraag doen rijzen of COVID-19 ook als een hart- en vaatziekten moet worden geclassificeerd . "Het heeft geleid tot veel vragen over hoe we tegenwoordig patiënten behandelen", zegt Bonow. "Als een 75-jarige man binnenkomt met pijn op de borst, is het dan een hartaanval of COVID?"