donderdag 10 december 2020

Zonder oorschelp zouden we een stuk slechter horen. Hè, wat?

 

Zonder oorschelp zouden we een stuk slechter horen. Hè, wat?


Het is een vreemde schijf aan ons hoofd. Steekt hij uit, dan laten we hem plat zetten, of we kammen er haar overheen als er een foto wordt gemaakt. Maar zonder oorschelp zou je gehoor een stuk minder goed functioneren.


Om een exceptioneel gehoor staan mensen niet bekend. Maar er is één aspect dat we als geen ander beheersen: richtinghoren. Tot op een paar graden nauwkeurig kunnen we de herkomst van een geluid bepalen. ‘Het kan qua nauwkeurigheid niet veel beter dan wat wij doen’, vertelt neuropsycholoog Martijn Agterberg van de Radboud Universiteit. We horen niet alleen of geluid van links of rechts komt, maar ook van beneden of boven. En daarvoor zijn je oorschelpen, die verfrommelde stukken kraakbeen met huid, erg belangrijk.


Waar komt dat geluid vandaan?

Om de richting van geluiden te bepalen hebben we twee oren. ‘Geluid komt eerder aan bij het ene oor dan bij het andere’, vertelt Agterberg. ‘Door dat minieme tijdsverschil tussen de ontvangst van het signaal kan ik mentaal verwerken waar het vandaan komt.’  ‘Ook mensen met één werkzaam oor kunnen leren horen waar het geluid vandaan komt’, zegt Agterberg. Geluid dat uit de kant van dat oor komt, komt namelijk ongehinderd binnen. Komt het van de andere kant, dan moet het je hoofd passeren. ‘Het hoofd filtert hogere frequenties eruit.’ Je brein herkent dat en weet zo de richting.


Oorschelpen zijn een klankkast

Maar er is één ding dat ook met twee werkende binnenoren niet zal lukken: horen van welke hoogte een geluid komt. Als geluid recht van voren komt, zal het gelijktijdig aankomen in beide oren, of het nou vanaf beneden of van boven komt. Om het toch te kunnen plaatsen is een ander kunstje nodig, en dat vereist oorschelpen. Je oorschelpen werken als een klankkast: ze weerkaatsen geluid in de richting van je gehoorgang. Door de kronkels in je oren gebeurt dat niet uniform. Hoe precies, dat hangt maar net af van de hoek waaruit het geluid komt. De richels en bobbels van de schelp hebben steeds een iets ander effect, waarbij hogere tonen anders weerkaatsen dan lagere tonen. Dat ze het geluid vervormen klinkt onhandig. Maar dat is juist de truc, legt Agterberg uit. ‘Als geluid van de andere kant komt, zijn de reflecties anders.’ Je brein kan uit de vervormingen afleiden van welke hoogte het geluid kwam.


Daarom hebben bejaarden zulke grote oren

Om de hoogte te kunnen lokaliseren, moet het geluid wel uit meerdere toonhoogtes bestaan. Bij een monotoon geluid lukt dat niet. En daar lopen oudere mensen tegen een moeilijkheid aan. Zij horen hoge tonen minder goed, waardoor hun oren minder toonbereik hebben. Dat bereik is juist nodig om de hoogte van geluiden te plaatsen.



Gelukkig staat daar een andere verandering tegenover, realiseerde Agterberg zich in 2013. ‘Ik zat tv te kijken en ik dacht: jeetje, wat heeft die ouwe kerel grote oren. Zo begon het.’ Doordat onze oren blijven groeien, hebben bejaarden grotere oren dan kinderen. En dat komt van pas, bleek uit het onderzoek dat Agterberg vervolgens opzette.

Die enorme schelpen compenseren het wegvallen van de hoge tonen deels. Het grote oppervlak weerkaatst de lagere tonen namelijk goed. ‘Doordat ouderen grotere oren hebben, kunnen zij richting bepalen bij geluiden met relatief lage frequenties, terwijl jonge kinderen dat niet kunnen.’ Opa-oren hebben dus een functie, al compenseren ze het algehele gehoorverlies niet volledig.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten