Vier psychologische 'weetjes' die continu worden doorverteld, maar helemaal niet waar zijn
Mannen denken iedere zeven seconden aan seks, en tegenpolen trekken elkaar aan. Je hebt het vast wel eens gehoord, maar er klopt helemaal niets van.
Op verjaardagsfeestjes wordt het ene na het andere 'weetje' doorverteld. Het zijn lekkere one-liners, maar vaak klopt er geen sikkepit van. We nemen een paar bekende verhalen onder de loep.
Mythe 1: tegenpolen trekken elkaar aan
‘We lijken totaal niet op elkaar’, hoor je partners weleens zeggen. Ideaal, want als je verschillende karakters en totaal verschillende hobby’s hebt, kun je het nog eens ergens over hebben en raak je niet verveeld in je relatie. Opposites attract, zoals ze in het Engels zeggen.
De waarheid? Binnen succesvolle relaties zijn partners min of meer elkaars spiegelbeeld. Een overeenkomend karakter helpt bij voorbeeld om langer bij elkaar te blijven, bleek in 2013 uit Duits onderzoek aan het GESIS Leibniz Institut für Sozialwissenschaften. Tussen 7000 koppels werd een sterke karakterologische gelijkenis vastgesteld. Hoe groter de overeenkomsten, hoe stabieler de relatie bleek te zijn over een termijn van vijf jaar.
Een andere studie (Purdue University, VS, 2009) liet zien dat vergelijkbare communicatiestijlen de succeskansen van een relatie verhogen. CBS-cijfers tonen bovendien dat koppels gewoonlijk hetzelfde opleidingsniveau hebben. Meer dan één opleidingsniveau verschil is al behoorlijk zeldzaam onder stelletjes. Leeftijdsverschillen dan? Grote verschillen verlagen de succeskansen van een relatie, constateerde het CBS in 2019. Vergeet die verschillen dus en wees blij als je partner precies even saai is als jezelf.
Mythe 2: Halverwege je leven beland je in een midlifecrisis
Rond je vijftigste realiseer je je dat het leven eindig is. Het beste ligt achter je, niet meer voor je. Het is het moment waarop vooral mannen een crisis doormaken, beschreef de Canadese psychoanalist Elliott Jaques in 1965. Voor je het weet, kopen die mannen een dure auto, nemen ze haarimplantaten en switchen ze van baan. Met een beetje pech laten ze ook nog hun vrouw in de steek voor een ten dode opgeschreven affaire.
De waarheid? Natuurlijk zijn er midlifers die vastlopen, maar heeft dat echt te maken met hun levensfase? Ook mensen van andere leeftijden lopen weleens vast. Dat noemen we alleen niet iets als bijvoorbeeld ‘kwartlevencrisis’ of ‘tweederderamp’. Onderzoekers van de Zwitserse Universität Zürich ploeterden zich in 2009 door talloze studies over de midlifecrisis, om te concluderen dat we niet heel veel met de term kunnen. Wanneer die midlife begint en eindigt is bijvoorbeeld al allesbehalve duidelijk, net als welke klachten er precies bij komen kijken. Onderzoeken wat een levensfase met mensen doet, kan best nuttig zijn volgens de onderzoekers, maar de term midlifecrisis stelt niet zoveel voor. Vergeet hem dan ook maar, of vertel iedereen dat hij niet bestaat.
Mythe 3: mannen denken elke zeven seconde aan seks
Geconcentreerd nadenken is voor een man best uitdagend. Voor je het weet komt die ene gedachte weer tussendoor. Neuken. Elke zeven seconden zelfs, dat is althans het verhaal. Een goede bron lijkt dit weetje niet te hebben, maar het laat zich wel makkelijk doorvertellen. Als het klopt, zouden mannen zo’n 8000 keer per dag aan seks denken.
De waarheid? Soms bestaat wetenschap simpelweg uit tellen. Onderzoekers van Ohio State University (VS) gaven 283 studenten in 2012 een tellertje mee. Elke keer als ze aan seks dachten, moesten ze daarop drukken. Na een week kon de balans worden opgemaakt. De jonge mannen in de studie dachten negentien keer per dag aan seks, de vrouwen tienmaal. Mannen denken dus regelmatig aan seks, en vaker dan vrouwen, maar zeker niet even vaak als ze ademen. Zelfs de negentien keer is waarschijnlijk overdreven. De jongeren liepen de hele dag rond met een seksgedachtenmeter. Elke keer als ze dachten: waar is dit tellertje ook alweer voor?, dwaalden hun gedachten alweer af in de richting van het oudste spelletje ter wereld.
Mythe 4: in arme landen zijn mensen heel gelukkig
Je hoort het reizigers vaak zeggen. Ze zijn op wereldreis geweest en terechtgekomen in een straatarm land, maar hebben daar ook echt iets van opgestoken. Want die mensen daar, die hebben niet veel, maar zijn toch zó vrolijk! Dat zou inspirerend moeten werken voor ons verwaande westerlingen. Wij hebben vrijwel alles, maar zijn toch vaak ongelukkig. We kunnen dus een voorbeeld nemen aan onze armere medemens.
De waarheid? Geluk meet je niet af aan de breedte van de glimlach van je taxi-chauffeur. Grootschalige studies vinden wel degelijk een verband tussen armoede en levensgeluk, maar dan in ons voordeel. In armere landen zijn mensen minder gelukkig dan in rijke landen. Een overzichtsstudie uit 2000 zag bijvoorbeeld dat het geluksniveau in rijkere landen hoger ligt dan in arme landen. Ook binnen landen maakt geld tot op zekere hoogte gelukkig. Dat bewoners van ontwikkelingslanden vrolijk glimlachen als jij in je terreinwagen langsscheurt doet daar weinig aan af.
Is er dan helemaal niks waar van zulke vluchtige indrukken? Misschien wel íets, bleek uit een studie uit 2009 (University of Illinois, VS). Daarbij keken onderzoekers naar mensen in de allerslechtste posities, bewoners van de sloppenwijken in Calcutta, India. Die waren minder gelukkig dan hun rijkere landgenoten, maar ook weer niet diep ongelukkig. Ondanks hun positie wisten zij er toch nog best wat van te maken, constateren de onderzoekers, vooral door te focussen op sociale relaties.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten