zaterdag 9 april 2016

Vloek- en scheldwoorden luchten op zolang ze maar verboden blijven

Vloek- en scheldwoorden luchten op zolang ze maar verboden blijven

God..

Hoe hard ouders, leraren en de Bond tegen vloeken het ook proberen, schelden is niet uit onze taal te bannen. Vrijwel iedereen slaat op zijn tijd grove taal uit. En dat is maar goed ook, want schelden heeft grote voordelen.

Je trein rijdt net weg, je stoot je teen of je merkt opeens dat je zakken gerold zijn: allemaal situaties waarin een scheldwoord je ontglipt voor je het door hebt. Want ja, wat voelt het op zo’n moment lekker om hartgrondig te vloeken. Maar het hoort niet. We hebben braaf geleerd dat schelden onbeschoft is. Waarom doen we het dan toch? En zouden we gelukkiger worden als we met z’n allen afspreken dat vloeken gewoon mag?

Emotie uitdrukken in taal
Bijna iedereen vloekt, misschien wel vaker dan we zelf denken. Gemiddeld is een half procent van de woorden die we gebruiken een scheldwoord, stelt de Amerikaanse psycholoog Timothy Jay, die al sinds de jaren tachtig aan het Massachusetts College of Liberal Arts scheldgedrag onderzoekt. Om een idee te krijgen hoeveel dat is: uit ander Amerikaans onderzoek bleek in 2007 dat we dagelijks gemiddeld 16.000 woorden zeggen. Een half procent daarvan is tachtig scheldwoorden.
Jay onderzocht ook waaróm we schelden. Hij analyseerde uren en uren aan opnames van gesprekken op openbare plekken. De meeste scheldpartijen (ongeveer tweederde) die hij hoorde, kwamen uit boosheid of frustratie voort. Dat viel te verwachten. Maar Jay hoorde ook allerlei manieren waarop scheldwoorden positief gebruikt werden, bijvoorbeeld als onderdeel van moppen of verhalen, als iets ons blij verrast, uit enthousiasme (‘deze muziek is fucking goed!’) of om bij een groep te horen. Zo kunnen tieners scheldwoorden gebruiken om onderling te ouwehoeren en zich met hun taalgebruik af te zetten tegen de serieuze, brave volwassenen. Mensen zijn nu eenmaal emotionele wezens en hebben de behoefte hun emoties in taal te uiten, verklaart Jos van Berkum, hoogleraar Communicatie, cognitie en emotie aan de Universiteit Utrecht. Scheldwoorden geven ons extra mogelijkheden om onszelf uit te drukken. ‘Net zoals je interessantere schilderijen kunt maken als je veel kleuren hebt. Met scheldwoorden erbij hebben we een rijker palet aan woorden om mee aan te geven hoe serieus we iets menen.’ Zo klinkt ‘godverdomme!’ wat overdreven als je potlood valt (dan ligt iets als ‘oeps’ meer voor de hand), maar wordt het een stuk begrijpelijker als het scherm van je smartphone aan diggelen ligt.

Schelden werkt pijnstillend
De vraag is of je je daarna beter voelt. Die smartphone wordt er niet minder kapot van. Toch beweren veel mensen dat schelden oplucht of dat ze zich ermee kunnen oppeppen (zoals een sporter die ‘Shit! Kom op nou!’ roept). Of dat ook echt zo is, is niet onderzocht. Wel bleek in 2009 uit Brits onderzoek een ander interessant voordeel van schelden: het kan werken als pijnstiller. Psycholoog Richard Stephens vroeg proefpersonen twee keer hun hand zo lang mogelijk in een bak ijswater te houden, terwijl ze een woord riepen. De eerste keer was dat een woord dat een tafel beschrijft (zoals ‘meubel’ en ‘hout’), de tweede keer een scheldwoord dat ze zouden roepen als ze hun hoofd stootten. In dat tweede geval bleef hun hand langer in het koude water, voelde het minder pijnlijk en ging hun hartslag omhoog. Stephens herkent er een vecht-of-vluchtreactie in, de modus waar ons lichaam in schiet als gevaar dreigt. Hartslag en bloeddruk stijgen, we maken drenaline aan en worden minder gevoelig voor pijn. Het gevloek leek dat ook in gang te zetten, mogelijk doordat scheldwoorden zo’n emotionele lading hebben.Moet je nu bij elk beetje pijn expres schelden? Nee. Want behalve dat je dan raar aangekeken wordt, kan het de voordelen weer tenietdoen. Uit vervolgonderzoek van Stephens bleek dat het verschil tussen wel of niet vloekend je hand in ijswater steken veel minder groot was bij mensen die sowieso al vaak vloekten. Wie continu scheldwoorden uitslaat, raakt blijkbaar immuun voor de emotionele betekenis.

Brein reageert direct
Dat scheldwoorden emotioneel geladen zijn, komt door het taboe dat erop rust om ze te zeggen, door het labeltje ‘grof’ dat eraan hangt. Het maakt ze niet alleen ideaal om flink stoom af te blazen of pijn te bestrijden, maar ook om aandacht te trekken. Het brein reageert direct op taboewoorden, ontdekten Van Berkum en zijn collega’s Marijn Struiksma en Hannah de Mulder. Eén van hun experimenten bestond uit de zogenoemde strooptaak, waarin proefpersonen woorden in verschillende kleuren lezen. Ze moeten zo snel mogelijk de kleur van de letters noemen, niet het woord dat er staat. Dat gaat sneller als in groene letters het woord ‘groen’ staat dan wanneer er in groene letters ‘rood’ staat. De Utrechtse onderzoekerslieten geen ‘groen’ of ‘rood’ zien, maar gekleurde scheldwoorden zoals ‘kutwijf’ en complimenteuze woorden als ‘lieverd’. Ook nu moesten proefpersonen de kleur van de letters benoemen. Wat bleek? De reactietijd bij scheldwoorden was langer dan bij positieve woorden. Blijkbaar blijft onze aandacht onbewust nét iets langer hangen bij taboewoorden. Om het effect van scheldwoorden op ons brein verder te toetsen volgde een EEG-onderzoek, waarmee de hersenactiviteit van vrouwelijke proefpersonen werd gemeten terwijl ze zinnen lazen als: ‘Brigitta is een hoer’, ‘Linda is een trut’, ‘Brigitta is een lieverd’, ‘Linda is briljant’. In dit voorbeeld is Brigitta de proefpersoon en Linda een willekeurige naam. Welke naam er stond maakte voor de eerste reactie van de hersenen geen verschil: er was meer hersenactiviteit bij het negatieve woord dan bij het positieve. Vlak daarna leek het brein wel extra aandacht te hebben voor de negatieve taal over de proefpersoon zelf, mogelijk omdat het even duurt voor de betekenis van een zin tot ons doordringt. ‘Maar in eerste instantie is het dus puur het losse taboewoord dat de aandacht trekt’, zegt Van Berkum. Dat effect bleef zichtbaar, ook nadat de proefpersoon de woorden tientallen keren had gelezen.

Kinderen leren razendsnel
Wat iemand voelt bij het lezen van een grof woord, valt met  een EEG niet goed te meten, maar het maakt ons duidelijk alerter. Van Berkum stelt het zich voor als een soort taboevlaggetje dat in ons brein bij scheldwoorden staat. We worden natuurlijk niet geboren met die vlaggetjes, die komen door leerervaringen gaandeweg bij bepaalde woorden te staan. ‘Als maar genoeg mensen boos of geschrokken reageren als je een woord gebruikt, of je hoort het hen zelf zeggen als ze boos zijn, dan krijgen die woorden dat soort associaties.’ Kinderen leren razendsnel wat taboewoorden zijn, juist doordat hun ouders of leraren die woorden verbieden. Terwijl volwassenen hun kinderen grove taal hopen af te leren, helpen ze eigenlijk bij het aanleggen van een handig scheldwoordenboekje in hun hoofd. Onderzoek van Jay laat zien dat kinderen al vanaf tweejarige leeftijd leren schelden. Tegen de tijd dat ze elf à twaalf jaar zijn, zit hun scheldvocabulaire op het niveau van een volwassene. Dat betekent niet per se dat ze die kennis ook gebruiken. Van Berkum: ‘Als ouders heel erg streng zijn, wordt de drempel om te vloeken misschien wat hoger. Maar het is dan des te effectiever als je het een keer wél doet.’ Zelfs bij de meest nette sprekers zitten heftige scheldwoorden ergens in het achterhoofd te wachten tot er iets heel ergs gebeurt.

Roepen wat je wilt
Wat nou als we kinderen níet meer aanleren dat schelden slecht is? Scheldwoorden horen er blijkbaar toch bij. Is het dan niet prettiger als je mag roepen wat je wilt, zonder erbij na te denken of dat wel netjes is? Van Berkum kan zich een wereld zonder taboewoorden niet voorstellen. ‘Ik voorspel dat er dan iets nieuws ontstaat.’ We houden toch de behoefte aan woorden die krachtig genoeg zijn om woede, pijn of verrassing te uiten. En eeen woord dat we gewoon mogen zeggen, verliest die kracht. ‘Bovendien zijn er altijd woorden die mensen te naar vinden. Als je probeert met z’n allen af te spreken dat het niet erg is om ‘kanker’ te zeggen, denk ik niet dat je daarmee wegkomt.’ Ook de missie van de Bond tegen vloeken, om grof taalgebruik volledig uit te bannen, lijkt gedoemd om te falen. Eén van de manieren waarop ze dat proberen is door alternatieve krachttermen in te voeren, zoals ‘kokosnoot’. Van Berkum: ‘Dat kan alleen werken als we allemaal besluiten om als ouders tegen onze kinderen te zeggen: ‘Hier is het woord ‘kokosnoot’, maar we straffen je als je het gebruikt’.’ Dan nog zouden grovere scheldwoorden, die verwijzen naar taboes als seks, geslachtsdelen, ziektes en god, niet zomaar verdwijnen. Het scheldt toch het lekkerst met woorden die een schokeffect teweeg kunnen brengen. Conclusie: we moeten accepteren dat er scheldwoorden blijven bestaan, maar laten we alsjeblieft tegen elkaar blijven zeggen dat ze te grof zijn. Dan blijven ze tenminste werken.

Grove taal is diepgeworteld
Of we ze nou uitspreken of niet, scheldwoorden zitten diep geworteld in ons brein. Er zijn talloze voorbeelden van mensen met hersenproblemen bij wie juist die ‘verboden’ woorden er het eenvoudigst uitrollen. Bekend is bijvoorbeeld het syndroom van Gilles de la Tourette, hoewel slechts een deel van de mensen met Tourette als tic oncontroleerbaar vloekt. Ook kunnen dementerende bejaarden namen van familieleden zijn vergeten, maar nog prima weten hoe ze moeten schelden. Na een beroerte zijn bij sommigen scheldwoorden de eerste woorden die weer uit hun mond komen. Blijkbaar zijn dat de eenvoudigste woorden om je te herinneren en te uiten, maar is zelfremming dan juist lastiger. Daar komt bij dat die woorden misschien ook best goed uitdrukking geven aan hoe iemand zich voelt die na een beroerte in een ziekenhuisbed wakker is geworden.
Vloeken of schelden? In de praktijk worden de termen vloeken en schelden door elkaar gebruikt, maar er is een verschil. Vloeken betekent volgens Van Dale ‘godslasterlijk spreken’, en schelden staat voor ‘beledigende woorden uitspreken’. Dus zijn 
vloekwoorden wel scheldwoorden, maar niet alle scheldwoorden zijn vloekwoorden. Wie ‘shit’, ‘fuck’ of ‘kankerzooi’ zegt, vloekt officieel niet, wie ‘godverdomme’ zegt overduidelijk wel. Die vloek stamt van een eedformule in de rechtbank: ‘God moge mij verdoemen als ik de waarheid niet spreek’. Toen mensen die formule ook buiten de rechtbank gingen gebruiken, probeerden overheden dat te verbieden. Het werd daardoor een taboe, wat het ideaal maakte om mee te schelden. Op het afgekorte ‘god verdoem mij’ volgden al snel variaties als ‘godver’ en ‘godverdorie’.

Schelden met familie
Schelden is universeel, maar met welke woorden we schelden kan per cultuur verschillen. Zo is het typisch Nederlands om te schelden met ziektes: tering (ofwel tuberculose), krijg de tyfus, kankerzooi. Daarnaast zijn er zijn culturen waarin familie vaker betrokken wordt in gescheld, zoals het Spaanse hijo de puta (‘hoerenzoon’) of het Kroatische pička ti materina (‘je moeders kutje’). Seks en geslachtsdelen lenen zich in veel culturen goed voor scheldkanonnades. Nederlanders zijn daar niet anders in. Volgens Gronings onderzoek uit 2008 zijn de populairste scheldwoorden voor mannen hier ‘klootzak’, ‘lul’ of ‘eikel’ en voor vrouwen ‘bitch’, ‘hoer’ of ‘slet’.

Vloeken? 22 stemmen tegen
In theorie kun je in sommige gemeenten in Nederland een boete krijgen als je op straat vloekt. De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van bijvoorbeeld Barneveld, Ermelo, Nijkerk en Staphorst bevat regels als ‘het is verboden in het openbaar de naam van God vloekende te gebruiken’ en ‘het is verboden in het openbaar ruwe of onzedelijke taal te gebruiken’. In de praktijk is het verbod nogal onuitvoerbaar, al is het maar omdat de boete via de rechter vaak ongedaan kan worden gemaakt met een beroep op vrijheid van meningsuiting. Je zult niet snel daadwerkelijk voor grofgebektheid op de bon geslingerd worden. Maar voor de gemeenten die het vloekverbod hanteren heeft het vaak een belangrijke symbolische waarde. In Barneveld werd afgelopen zomer nog een voorstel om het vloekverbod uit de APV te schrappen afgewezen, met 22 stemmen tegen negen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten