Steeds meer mensen worden ziek van een tekenbeet
Bos vol bloedzuigers
Als je sommige berichten moet geloven, is de Nederlandse natuur niet veilig meer. Overal liggen teken op de loer die je de ziekte van Lyme bezorgen. Maar klopt dat wel? Kun je het bos niet meer in zonder vrees voor lijf en leden?
Mens & Dier
Hijs jezelf in een lange broek en trek je sokken over je broekspijpen. Deze kledingvoorschriften volgen niet bepaald de laatste mode. Maar het is wel zo veilig als je een stukje gaat struinen in de natuur. Dat advies lees je onder ander op de website van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Zo kun je voorkomen dat tijdens een boswandeling teken je broek in kruipen. Van een beet van deze kleine bloedzuigende spinachtige beestjes kun je namelijk behoorlijk ziek worden. Ze kunen je besmetten met de Borrelia-bacterie die de ziekte van Lyme veroorzaakt. Jaarlijks overkomt dat zo’n 25.000 mensen. Hoe krijgen die teken ons zo massaal te pakken? En is het nog wel veilig om de natuur in te gaan?
Besmettingskans is klein
Het aantal besmettingen groeit. Die 25.000 gevallen van nu staan in schril contrast met 1994, toen huisartsen slechts zo’n 6000 keer de ziekte van Lyme constateerden. Die stijging komt omdat er steeds meer teken zijn (zie het kader ‘Teek krijgt ruimte’). Op zich kan een beet van die geleedpotige parasiet niet erg veel kwaad, behalve als hij de Borrelia-bacterie draagt, de echte veroorzaker van de ziekte van Lyme. Wie door een teek met de bacterie gebeten wordt, kan kringen op de huid en griepachtige klachten krijgen. Meestal is een behandeling met antibiotica genoeg om de bacterie de das om te doen. Maar als je de ziekte niet opmerkt of niet behandelt, kunnen neurologische, gewrichts-, huid- en hartklachten ontstaan (zie het kader ‘Ziek van afweer’). Jaarlijks worden naar schatting een tot anderhalf miljoen Nederlanders door een teek gebeten. Die worden gelukkig lang niet allemaal ziek. Hoe dat kan? ‘Maar zo’n vijftien procent van de teken is besmet met de ziekmakende bacterie’, zegt Willem Takken. Hij is hoogleraar entomologie en tekenonderzoeker aan Wageningen University. Maar zelfs als een besmette teek je bijt, hoef je niet per se ziek te worden. Je hebt een kans van ongeveer drie procent dat je na een willekeurig tekenbeet verschijnselen van de ziekte van Lyme krijgt. ‘Niet alle besmette teken dragen de bacterie over’, legt Takken uit: ‘Hoe dat precies komt is niet bekend. Hetzelfde geldt voor infecties die door insecten worden overgedragen. Niet alle beten van besmette malariamuggen bijvoorbeeld leiden tot een infectie.’
Bloed doet groeien
Een teek loopt zijn besmetting met de Borrelia-bacterie zelf op als jonge teek, als hij zich tegoed doet aan het bloed van besmette muizen. Eenmaal uit het ei bestaat het leven van een teek uit drie stadia: larve, nimf en de volwassen teek. En in elk stadium zuigt hij één keer bloed bij een gastheer. Een teek heeft in zijn hele leven dus maar drie bloedmaaltijden nodig. Een jonge teek die net uit zijn ei kruipt, heeft het vooral voorzien op muizen en vogels die op de bosbodem leven, zoals de bosmuis, de rosse woelmuis en merels en lijsters. Op de gastheer zoekt hij eerst een geschikt plekje om bloed op te zuigen, zoals de oren bij een muis, waar weinig haar zit. Na een dag of vier is de teek volgezogen en laat hij zich op de grond vallen.
Takken: ‘Daar blijft hij vervolgens, afhankelijk van het klimaat, acht maanden tot een jaar liggen. In die tijd doet de teek niet veel meer dan groeien en van een larve in een iets grotere nimf veranderen.’ Deze eventueel besmette nimfen herhalen die cyclus, alleen voeden zij zich op veel grotere dieren zoals herten, reeën, wilde zwijnen en soms ook op mensen. En sommige storten zich opnieuw op muizen. Een besmette teek kan dan een onbesmette muis besmetten. Dat zorgt ervoor dat de bacterie in de muizenpopulatie blijft. Ook de nimfen zuigen zich in een paar dagen vol en laten zich dan vallen om een jaar lang weinig meer te doen dan groeien. Na acht maanden tot een jaar zijn het volwassen teken. Die hebben nog één bloedmaaltijd nodig om zich voort te planten en eitjes te leggen. Als dat is gebeurd, sterven ze.
Nimf is gevaarlijk
Niet in alle stadia is de teek even gevaarlijk. Jonge teken die voor het eerst een bloedmaaltje nemen, zijn nog niet besmet met de bacterie en kunnen die dus niet op ons overdragen. Omdat ze zich op kleine dieren richten is de kans gering dat ze op ons terechtkomen. Volwassen teken kunnen net als nimfen wel besmet zijn en de bacterie naar ons overhevelen. Maar er is een aanzienlijke kans dat we een volwassen exemplaar ontdekken nog voordat hij zich in ons vastbijt. ‘Een volwassen exemplaar is ongeveer zo groot als een erwt, die zie je wel’, denkt Takken. ‘Bovendien voel je hem wel bijten.’ Nimfen maken de meeste kans ons ongestoord te grijpen. Takken: ‘Nimfen zijn plat en zo klein als een speldenknop. Het duurt meestal een paar dagen voordat mensen díe in de gaten hebben.’ En dat is precies het probleem, want alleen als je het vastgehechte beest binnen 24 uur van je lijf haalt, is de kans op een infectie volgens Takken nog minimaal. Waarom? Om bloed op te zuigen boort een teek zijn monddeel door je huid. Hij produceert daarbij een eiwitmengsel dat verhardt en ervoor zorgt dat het monddeel goed vastplakt aan de huid. Na ongeveer 24 uur zitten de monddelen verankerd en begint de teek bloed te zuigen. Takken: ‘Een teek is op dat moment gewoon een injectienaald geworden.’ Maar zodra dat gebeurt, spuit hij speeksel met antistollingsmiddelen in je huid. De Borrelia-bacterie zit in het speeksel van een besmette teek en kan dan meeliften.
Adem verraadt slachtoffer
Maar voordat dit gebeurt, moet de teek ons wel vinden. Hoe doet hij dat? ‘Een teek kan zich maar moeilijk horizontaal verplaatsen’, zegt Takken. Actief op jacht gaat hij daarom niet. Als een teek honger heeft, kruipt hij naar boven langs een grasspriet of een struik. Daar blijft hij net zo lang zitten tot er een gastheer langskomt. Takken: ‘Ze ruiken dan de geur en voelen de lichaamswarmte.’ Daarvoor hebben ze speciale orgaantjes op hun voorpoten. Die merken veranderingen op in de luchtvochtigheid en de kooldioxide die je uitademt. Als een muis, ree of mens langs zijn grasspriet schuurt, blijft de teek dankzij weerhaakjes aan zijn poten aan de vacht of de broekspijp van zijn nietsvermoedende gastheer haken. Hij bespringt zijn slachtoffer dus niet, wat vaak wel wordt beweerd. Springen kunnen teken niet. Verticaal zijn ze wél heel snel. Takken: ‘Als ze zijn overgestapt op je schoen of je blote been, zitten ze binnen een minuut of twee onder je oksel.’ Ze kunnen zich overal op je lijf vastbijten, maar doen dat het liefst op warme vochtige plekjes zoals je knieholte, oksel, je schaamstreek en tussen je billen. Ook je nek, waar je hoofdhaar begint, is een geliefd plekje. Daar zitten ze een beetje beschut in je haar. Als ze eenmaal ergens hun monddelen hebben vastgezet, verplaatsen ze zich niet meer. Meestal heeft de teek trouwens pech: er komt helemaal niemand langs aan wie hij zich vast kan klauwen. Takken: ‘In elk van de drie levensfasen, overleeft negentig procent van de teken niet. Ze komen om van de honger.’
Teek in tuin
Kunnen we met al die hongerige teken op de loer nog wel veilig de natuur in? Gelukkig zijn ze niet overal talrijk. Takken: ‘Midden in open weide- of heidegebieden zul je niet snel teken tegenkomen. Want teken houden niet van volle zon. Ze zitten liever in de schaduw.’ Teken leven vooral in het bos en in duingebieden met flinke begroeiing. Dat zijn plekken waar ook de muizensoorten voorkomen op wie de larven het voorzien hebben. Maar als je deze natuurgebieden mijdt, dan is dat geen garantie dat je nooit een tekenbeet krijgt. Takken: ‘Dertig procent van alle tekenbeten lopen mensen op in hun eigen achtertuin.’
Je damt het risico aardig in als je met lange mouwen en een lange broek (en sokken over je pijpen) het bos in gaat of in de tuin werkt. Zo voorkom je dat een teek via je blote huid makkelijk een plek vindt om zich vast te bijten. Zelf trekt Takken ook een lange broek aan als hij het bos in gaat. Die sokken over zijn pijpen laat hij achterwege. In plaats daarvan spuit hij een insectenwerend middel met DEET op zijn schoenen en sokken. Dat vinden de bloeddorstige beestjes stinken. Wat ook helpt, is op de paden blijven. Takken: ‘Teken zitten niet op zanderige paden.’ Maar netjes op alle paden blijven is nog best moeilijk, weet hij. ‘Je doet een plas, bekijkt een mooie paddestoel van dichtbij of plukt wat bosbessen onderweg. Voor je het weet zit je in de tekenzone langs de rand van het pad. En dat is gevaarlijk terrein.’