woensdag 18 november 2020

Gepaste buiging voor je knie, een ondergewaardeerd lichaamsdeel

 

Gepaste buiging voor je knie, een ondergewaardeerd lichaamsdeel

Hij oogt bobbelig, frustreert topsporters en is bij heel wat ouderen versleten. Voor mooie knieën heeft nog nooit iemand een compliment ontvangen. Toch zit dit gewricht vernuftig in elkaar.


Aan de operatietafel ziet hij vooral totaal versleten knieën voorbijkomen, maar hoogleraar orthopedie Rob Nelissen (Universiteit Leiden) spreekt vol bewondering over het gewricht. ‘Geef mij één apparaat op deze aarde dat zonder onderhoudsbeurt jarenlang meegaat.’

Sporten is zwaar voor je knie

‘Het is een heel mooi ontwikkeld gewricht, met minimaal gewicht en maximale bewegingsvrijheid’, jubelt Nelissen. ‘Natuurlijk krijgen sommige mensen artrose, maar lang niet iedereen. Er zijn mensen van honderd jaar die nauwelijks slijtage hebben. Het is wonderlijk dat dat kan.’

En dat terwijl de knie behoort tot de zwaarst belaste gewrichten. Als je staat, leunt bijna je hele gewicht erop. ‘En als je loopt, komt anderhalf maal je gewicht op de knie terecht. Bij hardlopen tweeënhalf maal zoveel’, zegt Nelissen. ‘Met sporten heb je acute momenten. Je lichaam draait weg, en dan komt er nóg veel meer kracht op zo’n knie terecht.’

Je knie kan niet zonder kraakbeen

Bij de knie komen je boven- en onderbeen elkaar tegen. Twee stevige stukken bot staan recht bovenop elkaar. Als die botten zomaar over elkaar heen zouden schuren, zou het aan alle kanten piepen en kraken.

Dat ze het langer dan een maand volhouden, komt dankzij een dun laagje wondermiddel tussen de twee botten, het kraakbeen, vertelt Nelissen. ‘Kraakbeen bestaat grotendeels uit een soort gel, van heel mooie vezels. Kraakbeen is elastisch, het vangt de schokken op.’ Op beide boteinden zit een laagje kraakbeen. Daartussen zit nog een natuurlijk smeermiddel: synoviale vloeistof. Daardoor schuren de botten niet, maar glijden ze soepel over elkaar heen.

De meniscus, een donutvormig stootkussen

Laagjes kraakbeen alleen zijn niet voldoende om slijtage te voorkomen. ‘De botstukken passen niet perfect op elkaar, maar dat heeft te maken met de beweging’, vertelt Nelissen. Het contactoppervlak tussen beide botten is smal, zodat je makkelijk kunt buigen. ‘Daardoor krijg je puntbelasting. Alle druk komt terecht op een deel van het bot.’     Gelukkig is daar de meniscus. ‘Die zorgt dat het wel perfect past. Het is een schijfje dat de druk op de twee bolle botuiteinden meer verdeelt.’ Als een soort donut ligt de meniscus rond de botuiteinden. ‘De meniscus is ook van kraakbeen, als een soort stootkussen. Dan begrijp je ook meteen dat de meniscus veel te verduren heeft.’

Stevig verpakt in je kruisbanden

Maar dan zijn we er nog niet, want de boel moet ook bij elkaar blijven. Dat vraagt om een volgend onderdeel uit de blessurehitlijst: de kruisbanden. Als de kabels aan een brug verbinden de kruisbanden het bovenbeen en het onderbeen op meerdere plekken. ‘De kruisbanden zijn geen staalkabel, ze zijn gemaakt van elastisch weefsel. Ze zijn gevlochten en gedraaid. Ze sturen de beweging heel mooi en vangen ook krachten op.’ Zo kunnen twee stukken bot toch langs elkaar draaien, in de meeste gevallen probleemloos.

De precisie is de zwakte van de knie

Daarom is Nelissen zo enthousiast over die knie. De onderdeeltjes vallen in elkaar als in een Zwitsers uurwerk. Maar juist de precieze afstelling maakt het kunststukje kwetsbaar. ‘Als er één onderdeel ontbreekt, dan hapert die knie.’ Geeft je meniscus niet meer thuis, dan neemt de druk op andere onderdelen toe. In je meniscus zitten niet eens zenuwen, dus je krijgt vaak pas last als zenuwen in je botten vanwege slijtage ‘au’ zeggen.             De boel vervolgens repareren is buitengewoon complex, om niet te zeggen onmogelijk. Nelissen: ‘Als je een kapot onderdeel in een auto vervangt, is die weer zo goed als nieuw. Bij ons zal het nooit meer zo perfect worden als voor het letsel.’

Kunstknie gaat korter mee dan de knie zelf

Zo blijven mensen met knieklachten vaak aanrommelen. Zelfs het polyethyleen van een kunstknie is na 15 tot 20 miljoen keer buigen weer wat versleten. Na vijftien tot twintig jaar is het bij een oudere aan vervanging toe. Bij jongere mensen die meer bewegen nog eerder. Juist omdat de knie normaal zo goed werkt, merk je het als er iets misgaat.       








Wat veroorzaakt slissen? (en nog vier feiten over geslis)

 

Wat veroorzaakt slissen? 

(en nog vier feiten over geslis)

Bij kleine kinderen kan het erg schattig klinken, dat geslis. Maar voor een volwassene is het toch minder leuk om een spraakgebrek te hebben. Wist jij deze dingen al over slissen?
















1. Slissen noemen we officieel sigmatisme

Het is eigenlijk best lastig dat het woord 'slissen' uit maar liefst drie s'en bestaat. Dat maakt het bijna onmogelijk om je eigen afwijking uit te spreken. De officiële naam voor het moeilijk kunnen uitspreken van de s-klank is al niet veel makkelijker: sigmatisme. Of sigmatismus, dat mag ook. Die naam danken we aan het Griekse alfabet, waarin de s de sigma heet.

2. Er zijn verschillende manieren waarop je kunt slissen

Die slisklank kan op meerdere manieren ontstaan. Als je je tong tegen of tussen je voortanden duwt, gaat je 's' vanzelf anders klinken. Hetzelfde geldt voor andere letters waarbij je tong nogal belangrijk is, zoals de z, d en t. Dat noemen we frontaal slissen.

Je kunt ook lateraal slissen, ook wel lispelen genoemd. Dat gebeurt als je je tong tussen je zijtanden of kiezen laat gaan als je de s-klank wil maken. Het klinkt dan een beetje alsof er net iets te veel speeksel in je mond zit om te praten. Een beetje zoals Sylvester, een personage uit de Looney Tunes.

3. Er zijn meerdere oorzaken

Niet iedereen slist om dezelfde reden. Bij de een is er een afwijking in de tanden of de kaakstand te vinden, bij anderen is juist de tong of de mondbodem het probleem. Zo leggen sommige kinderen hun tong niet tegen hun gehemelte aan, maar laten ze hem onderin de mond rusten. Daardoor worden de tanden naar voren geduwd, en kunnen ze gaan slissen. Een logopedist kan hier vaak wel iets aan doen.

En wat dacht je van kinderen met een overbeet? Voor hen is het een stuk makkelijker om hun tong tussen de voortanden te duwen, waardoor ze gaan slissen. In zulke gevallen kan het lonen om een bezoekje aan de tandarts of orthodontist te brengen.

Er zijn ook nog mensen met een articulatiestoornis. Die hebben als kind doorgaans niet goed geleerd hoe ze bepaalde klanken moeten uitspreken. Ook dat is vaak te verhelpen met logopedie.

4. Mensen associëren geslis vaak met homoseksualiteit

Het is misschien een vreemd stereotype, maar sommige mensen associëren geslis met homoseksualiteit. Twee onderzoekers van de Universiteit Gent (België) wilden weten of het stereotype klopt, en lieten in 2014 vijftien heteroseksuele mannen en vijftien heteroseksuele vrouwen naar geluidsopnames van 275 mannen luisteren. Honderd van hen waren hetero, waarvan er achttien slisten. De overige 175 mannen waren homoseksueel. Van hen slisten er 74. Aan de luisteraars de taak of ze de geaardheid van de mannen correct konden raden. Wat bleek? Zowel de mannen als de vrouwen die naar de opnames luisterden, schatten de slissende mannen bovengemiddeld vaak in als homoseksueel. Ook als ze dat niet waren. Hoewel de raders er weleens naast zaten, hadden ze het wel vaak bij het juiste eind. In totaal wisten ze in 56,2 procent van de gevallen de seksualiteit van de sprekers goed in te schatten, en dat is meer dan wat je op basis van kansberekening zou verwachten. Er lijkt soms dus 'iets' in de spraak van homoseksuele mannen te zijn wat hun geaardheid weggeeft. Of dat puur en alleen het geslis is, valt overigens te betwijfelen. Want 87 procent van de heteroseksuele mannen met een slis, werd toch correct als hetero geïdentificeerd. Het was dus niet het geval dat een slis automatisch betekende dat iemand als homoseksueel werd ingeschat. Tijd om het vooroordeel gedag te zeggen.

5. Best veel mensen doen het

Een onderzoek aan diezelfde Belgische universiteit zocht uit hoeveel volwassenen nog slissen. Het viel de onderzoekers namelijk op dat veel studenten aan de universiteit een frontale slis hadden. Daarom lieten ze 374 vrouwen en 374 mannen voor de camera een tekstje oplezen. De onderzoekers analyseerden het zinnetje van de studenten, en kwamen tot de conclusie dat bijna een kwart (23,3 procent) een slis had.

Dat is best veel. Maar of slissende volwassenen altijd al heel gebruikelijk waren of dat dit een nieuwe ontwikkeling is, konden de onderzoekers niet zeggen.






Waarom krijgt de een eerder blauwe plekken dan de ander?

 

Waarom krijgt de een eerder blauwe plekken dan de ander?

Hè, wat zie je daar nou? Een blauwe plek? Je kunt je niet herinneren dat je ergens tegenaan bent gestoten. Waarom krijg je zo snel blauwe plekken?



Er zijn talloze manieren om een blauwe plek op te lopen. Natuurlijk is er de welbekende 'oeps, stond daar een tafel?', maar ook een middagje intensief sporten kan een beurse plek opleveren. Vooral armen, billen, dijen en benen moeten het vaak ontgelden.

Een blauwe plek ontstaat als je, bijvoorbeeld door een botsing, de bloedvaten in je huid beschadigt. Specifieker gezegd: de bloedvaten in je lederhuid, de middelste laag van je huid. Ook in de laag daar net onder, het onderhuidse weefsel, kun je de bloedvaten een tikkie geven. Als dat gebeurt, lekt er wat bloed uit de ader. Dat bloed hoopt zich op, en het resultaat is een blauwe plek.

Echt gevaarlijk is dat niet, maar zo'n beurse plek kan wel pijn doen. Ook heeft de een er sneller last van dan de ander. Waarom?

Vrouwen hebben eerder blauwe plekken

Allereerst is de dikte van je huid een belangrijke factor. Onder een jong huidje vind je nog een vetlaagje en collageen. Dat samen zorgt voor een stevige en elastische huid die wel tegen een stootje kan. Naarmate je ouder wordt, wordt je huid steeds dunner. En hoe dunner je huid, hoe makkelijker je bloedvaten beschadigen en bloed lekken. Ouderen hebben dus vaker last van blauwe plekken dan kinderen.

Ook vrouwen lopen vaker met donkere plekken rond, voornamelijk op hun bips, dijen en armen. Daarmee bots je immers makkelijker ergens tegenaan dan zeg je hoofd of je buik. Dat zo'n ongelukje bij vrouwen vaker tot een blauwe plek leidt dan bij mannen, komt omdat ze doorgaans minder collageen (en dus een dunnere huid) hebben. De Canadese arts Bernadette Garvey van de University of Toronto schreef in 1984 al dat 30 procent van de vrouwen buitengewoon snel een blauwe plek op loopt. Ook zag zij dat het snel ontwikkelen van blauwe plekken vaak in de familie lijkt te zitten.


Zonaanbidders krijgen ook eerder blauwe plekken

Ook de zon kan de nodige schade aanrichten. Een studie aan Stanford University (VS) liet zien dat je hoornlaag, de bovenste laag van je huid, het zwaar te verduren heeft als je in de zon zit. De onderzoekers schatten dat twee dagen zonnebaden al genoeg is om je huid te flink te beschadigen. Mensen die te vaak in de zon zitten, krijgen een drogere en dunnere huid. Zij krijgen dus ook sneller een blauwe plek. Vooral blijven smeren met zonnebrand dus.

En dan zijn er nog de mensen met lipoedeem, een chronische huidaandoening waar bijna uitsluitend vrouwen last van krijgen. Het vet op de heupen, dijen, knieën en onderbenen is bij deze aandoening onevenredig verdeeld, en heel gevoelig. Een van de gevolgen van deze ziekte, is dat je makkelijk een blauwe plek krijgt als je ergens tegenaan stoot.

Meeste blauwe plekken zijn ongevaarlijk

Doorgaans kan een blauwe plek niet zoveel kwaad. Maar mocht je echt spontaan blauwe plekken krijgen, dus zonder dat je je gestoten hebt, dan is het verstandig om naar de huisarts te gaan. Er zijn namelijk aandoeningen waarbij je uit het niets een blauwe plek krijgt, zoals de ziekte van Von Willebrand. Bij die aandoening stolt het bloed minder snel.


woensdag 11 november 2020

Niet sociale media maken je verslaafd, dat doe jij zelf: 'Jij hebt de controle'

 

Niet sociale media maken je verslaafd,              dat doe jij zelf: 'Jij hebt de controle'


Sociale media zijn verslavend en dat is de schuld van de techbedrijven in Silicon Valley, zegt de veelbesproken Netflix-documentaire The Social Dilemma. Betekent dit dat wij het slachtoffer zijn? "Nee, we moeten andere interesses ontwikkelen", zegt een psychologe. "En gerichter op zoek gaan naar informatie."

Het zijn zeldzame momenten: iemand die uit het raam kijkt in een trein of met volle aandacht luistert naar je verhaal.

Voor je het weet, worden we afgeleid door onze mobiele apparaten. De onlineplatforms werken verslavend en beïnvloeden de manier waarop we denken, handelen en leven, laat The Social Dilemma zien.

In de documentaire trekken technische experts aan de bel en waarschuwen zij voor de impact die sociale netwerken op ons leven hebben. Maar, vraag je jezelf af: wat kan ik zelf doen?

Terug naar de kern

"Probeer je kern-interesses weer terug te vinden", zegt psychologe Lidewy Hendriks. Zij is verbonden aan MIND Korrelatie. "Vraag jezelf af wat je vanbinnen drijft en schrijf dit op. Laat je niet afleiden door wat de maatschappij jou aanbiedt. Een volgende stap is om tegen anderen te vertellen dat je hiermee bezig bent en medestanders te vinden die hetzelfde doen."

"Geef jezelf beloningen als het lukt. In het begin moeten deze klein en snel zijn. Je kunt denken aan wandelen, zwemmen, het kopen van een leuk notitieblok of favoriet kookboek. Wanneer je het wat meer in de vingers krijgt, kun je jezelf grotere beloningen geven, zoals een dagje sauna", zegt Hendriks. Een mogelijke consequentie is dat je bijvoorbeeld niet naar je favoriete film mag kijken.

Destructief 

Hoewel sociale media niet alleen kommer en kwel zijn, vindt Hendriks de positieve aspecten niet voldoende. "Ik zie absoluut positieve aspecten en mogelijkheden. De laagdrempeligheid zorgt ervoor dat mensen die sociaal onhandig zijn, heel goed kunnen oefenen. Maar er is te weinig controle."

Hierdoor zit het vol met destructieve aspecten, legt ze uit. "Wij mensen leren door te kopiëren, maar op sociale media krijg je veel informatie door elkaar: het goede en de 'rotzooi'. De vraag is hoe je dit gaat herkennen."

Eigen kompas volgen

Bij kinderen en jongvolwassenen kunnen ouders een rol spelen. Ze kunnen hen beïnvloeden door het goede voorbeeld te geven en hun keuze voor bepaalde activiteiten uit te leggen. "Gedachten doen veel met hoe je je voelt. Als kinderen dat beter begrijpen, kunnen zij vervolgens beter relativeren wat zij zien op sociale media. Door te praten over denkprocessen, kun je veel hulp aanbieden."

Uiteindelijk moet je jezelf afvragen: wat wil ik leren? "Want kom op, de informatie wordt als het ware over je heen gegooid", zegt Hendriks. "Ga gericht op zoek naar informatie en volg hierin je eigen kompas. En vraag jezelf daarnaast af: word ik blij van deze informatie?"


'Jongeren extreem gevoelig voor sociale omgeving'

Het zijn vooral de jongeren die veel tijd op sociale media spenderen, maar waarom? Regina van den Eijnden noemt twee redenen. Zij is sociaal wetenschapper aan de Universiteit Utrecht en gespecialiseerd in het socialemediagebruik van jongeren. 

  • *  "Zij hebben minder controle over hun neiging om kortetermijndoelen te bevredigen. De hersenen zijn tot aan je 25ste nog niet helemaal ontwikkeld; vooral het deel waar de controle over het gedrag word uitgeoefend. Hierdoor zijn ze impulsiever en reageren ze sneller op de (mogelijk belonende) prikkels die langskomen."

  • *  "Een andere belangrijke reden is dat jongeren, vooral de eerste jaren van de puberteit, extreem gevoelig zijn voor hun sociale omgeving. In die periode vormen zij hun sociale identiteit. Die identiteit verkrijgen zij door wat anderen van hun vinden. Vandaar dat ze ook zo druk met sociale media bezig zijn. Ze willen weten wat anderen van hen vinden."


Waarom sinds de coronacrisis sommige mensen veel meer en anderen juist veel minder alcohol drinken

 

Waarom sinds de coronacrisis sommige mensen veel meer en anderen juist veel minder alcohol drinken

We gedragen ons anders sinds de lockdown. Uit Schots onderzoek blijkt dat ons drankgebruik is veranderd, maar ook hoeveel we bewegen. Welk effect hebben al die maatregelen op onze (mentale) gezondheid?


De lockdown is eigenlijk een groot sociologisch experiment. Hoe reageren grote groepen mensen als ze zoveel mogelijk thuis moeten blijven? Onderzoekers van de University of the West of Scotland en Glasgow Caledonian University brachten in kaart welke gevolgen de lockdown heeft op een aantal slechte gebruiken, zoals veel drinken en weinig slapen.


Uit eerdere onderzoeken blijkt dat gestreste mensen over het algemeen slechter slapen, slechter eten en meer alcohol drinken. De verwachting was dan ook dat de Schotten tijdens het strengste deel van de lockdown (ze mochten alleen naar buiten voor essentieel werk, noodzakelijke spullen kopen of om te sporten) allemaal ongezonde keuzes zouden maken. De verwachting was ook dat de Schotten gezondere dingen gingen doen zodra de restricties afnamen.

Ander drinkgedrag door de lockdown

Laten we beginnen met de drank. Volgens de onderzoekers is 29 procent van de Schotten meer gaan drinken sinds het begin van de lockdown. Tegelijkertijd is hetzelfde percentage mensen juist mínder gaat drinken. Zo'n verandering in drinkgedrag is ook in Nederland waargenomen, rapporteert het Trimbos-instituut. De een pakt een glaasje extra, de ander juist een glaasje minder. Het instituut vertelde in mei al aan dagblad Trouw dat mensen die vooral in sociale settings dronken, zoals in de kroeg, nu minder zullen drinken dan voor de crisis. Maar mensen die thuis drinken om verveling tegen te gaandronken juist vaker. 

Wat volgens de Schotse onderzoekers de grootste voorspeller was van het opentrekken van de wijnfles, was of het huishouden ook uit kinderen bestond. Ouders dronken juist veel meer in plaats van minder sinds de lockdown. Kinderloze huishoudens kozen er vaker dan verwacht voor om de fles juist dicht te laten. Wat (verrassend genoeg) geen link had met een hogere alcoholconsumptie, waren depressieve en andere negatieve gevoelens.

Slaapproblemen tijdens de lockdown

Behalve een veranderd drankgebruik vonden de onderzoekers ook een veranderd slaappatroon onder de deelnemers van de studie. De mensen die in een risicogroep vielen, gaven vaker aan veel slechter te slapen sinds de lockdown. En dat had weer gevolgen voor hun psychische welzijn. Mensen die aangaven slecht te slapen, ervaarden vaak negatieve gevoelens, zoals angst, moeheid, vergeetachtigheid en verdriet. Ook aten de mensen die zich zo slecht voelden vaker ongezond en bewogen ze minder.






Waarom viert niet iedereen Sint-Maarten?

 

Waarom viert niet iedereen Sint-Maarten?

In de ene straat barst het op 11 november van de kinderen met lampionnen, een wijk verderop heerst doodse stilte. Waarom is het Sint-Maartenfeest niet overal even populair?

sint maarten lokaal

Eén ding is zeker: echt populair is het Sint-Maartenfeest niet. Het Jeugdjournaal zocht in 2019








 uit hoeveel Nederlandse kinderen het nu eigenlijk vieren. Dat waren er maar drie op de tien. Het grootste deel van de kinderen dat niet meedeed, gaf als reden dat niemand anders in hun buurt het feest viert. Hoe komt dat eigenlijk? Waarom is Sint-Maarten zoveel kleinschaliger dan bijvoorbeeld Sinterklaas?

Sint-Maarten is nooit een nationaal feest geweest

Een deel van de verklaring ligt in de oorsprong van het feest, meent Peter Jan                                               Margry. Hij is onderzoeker Europese Etnologie bij het Meertens Instituut. Sint-Maarten was                           bij leven een Hongaars-Romeinse ridder die beschouwd wordt als de grondlegger van het katholicisme. En daar had niet iedereen iets mee in het lange tijd zeer verzuilde Nederland. ‘Een protestant vierde vroeger geen feest waarbij een katholieke heilige centraal stond’, aldus Margry.

Maar wacht even: Sinterklaas is ook een katholieke heilige. Waarom is het hem wel gelukt om de verzuiling te ontstijgen? ‘Sinterklaas werd tot voor kort min of meer door de hele samenleving gedragen. De nadruk op het katholicisme is bij dat feest gaandeweg verdwenen’, vertelt Margry. ‘In plaats daarvan is het feest zich gaan profileren als gezinsfeest. Sint-Maarten heeft zo’n functie nooit gehad. Dat is altijd een specifiek katholiek feest geweest en gebleven.’

De kinderopvang zorgde voor een comeback

In de loop van de twintigste eeuw kwamen volksfeesten als Sint-Maarten steeds meer in de verdrukking, merkt Margry op. ‘Kerst en Sinterklaas werden belangrijker, en lokale feesten stierven langzaam uit.’ Dat Sint-Maarten een comeback maakte, komt volgens Margry door de opkomst van de kinderopvang in de jaren tachtig. ‘Dat lijkt misschien een vreemde observatie, maar het is echt zo’, aldus de onderzoeker. ‘Begeleiders zijn vaak op zoek naar manieren om de kinderen te vermaken.’ En dus lieten ze hen lampionnetjes in elkaar knutselen, waarmee ze op 11 november langs de deuren konden.

Naast de kinderopvang is er nog een reden dat Sint-Maarten hier en daar blijft opduiken: lokale initiatieven. ‘Je hebt op verschillende plekken in Nederland mensen die aandacht willen geven aan oude tradities. Bijvoorbeeld buurtgroepen die samen met scholen tochten gaan organiseren in de wijk’, vertelt Margry. En die vind je allang niet alleen meer alleen in de van oudsher katholieke streken. ‘Vandaar dat je in de ene wijk wel optochten ziet, en in andere niet.’

Halloween neemt Sint-Maarten over

Gaat Sint-Maarten ondanks deze initiatieven ooit uitsterven? Margry zou het niet verbazen. ‘Het wordt steeds lastiger om zomaar ergens aan te bellen. Vroeger was dat veel vanzelfsprekender. We vertrouwen elkaar minder dan vroeger, en door de digitalisering is fysiek contact steeds minder gewoon geworden.’Daarnaast heeft Sint-Maarten concurrentie gekregen van een ander feest waarbij kinderen langs de deuren gaan om snoepjes op te halen: Halloween. ‘Dat vinden kinderen toch spannender dan Sint-Maarten. En veel mensen vinden het overdreven om twee keer kort op elkaar snoep in huis te halen voor aanbellende kinderen.’ 

Toch kan ook Halloween, dat van oorsprong gevierd wordt in de Engelstalige landen, maar moeilijk voet aan Nederlandse grond krijgen. Het feest kampt met hetzelfde probleem als Sint-Maarten, denkt Margry: we vertrouwen het niet meer zo. ‘Helemaal omdat mensen zich verkleden en enge maskers op hebben. Daarvoor doe je niet graag de deur open.’