Amerika slaagt er maar niet in om oorlog te vermijden
Vechtende vredesduiven
Van de Founding Fathers tot president Trump: al eeuwen willen de Amerikanen oorlogen in het buitenland zo veel mogelijk vermijden. Maar aan dat voornemen weten ze zich slecht te houden. Hoe komt het dat de VS zich toch zo vaak op het slagveld waagt?
President Woodrow Wilson had in de Eerste Wereldoorlog nog zo zijn best gedaan om de VS neutraal te houden. In 1916 werd hij na een campagne met de leuzen ‘He kept us out of the war’ en ‘America First’ opnieuw gekozen. De kiezers beloonden hem omdat hij, sinds de oorlog in 1914 uitbrak, geen partij had gekozen tussen de vechtende Europese landen. Maar in het voorjaar van 1917 was de maat vol. Duitse onderzeeboten hadden enkele passagiersschepen met Amerikanen naar de zeebodem gejaagd. En Duitsland probeerde de Mexicanen tegen de VS op te zetten. Genoeg redenen voor het Amerikaanse Congres om op 6 april 1917 de oorlog aan de Duitsers te verklaren. Een eeuw geleden stak daarom voor de eerste keer een Amerikaans leger de oceaan over om in een groot internationaal conflict te vechten.
Overal en op elk moment in de geschiedenis vind je voor- en tegenstanders van oorlog. Maar de Verenigde Staten zijn een geval apart. Al sinds de oprichting van het land is er een sterke beweging die voor non-interventie is en tegen vechten in het buitenland. En toch raakten de Amerikanen verzeild in beide wereldoorlogen en in conflicten in Vietnam, Afghanistan en Irak. Hoe kan het dat de VS, ondanks het voornemen om geen oorlog te voeren, zo vaak op het slagveld te vinden is?
Amerika is anders
Nadat Amerika zichzelf in 1776 onafhankelijk verklaarde, zette het zich af tegen Europa. De VS kreeg een verkiesbare president, terwijl in Europa de lakens nog werden uitgedeeld door koningen en keizers. Die koloniseerden de rest van de wereld, iets dat Amerika niet deed. Het had zelf gezucht onder de Engelse kolonisten, die alleen belastinginkomsten wilden zien en lak hadden aan het Amerikaanse volk. Ook zou het nieuwbakken land verre blijven van al het gekonkel tussen Europese landen. Hun geruzie liep telkens uit op oorlog.
De eerste president, George Washington, zei dat Amerika handelsrelaties moest aanknopen met andere landen, zonder daarbij politieke verbintenissen te maken. John Quincy Adams, die president was van 1825 tot 1829, zei dat Amerika niet ‘op jacht gaat in het buitenland om monsters te verslaan’. En als er Europese landen in Washington aanklopten voor steun tegen een of andere vijand, dan antwoordde de VS beleefd: dat doen we niet.
De Founding Fathers, de leiders die de VS als piepjong land vormgaven, konden hun standpunt tegen buitenlandse interventie nog prima volhouden. De VS had zijn handen vol aan de eigen opbouw. Als er al gevochten werd, was dat tegen de Engelsen, de Spanjaarden of de indianen op het Amerikaanse continent. Het contact met de rest van de wereld was beperkt. De kans dat Amerikanen in het buitenland in gevaar kwamen, was klein.
Meegezogen met de rest
Maar als je eigen burgers gedood worden, of als je eigenbelang in gevaar komt, wordt de roep om mee te vechten steeds sterker. In de vorige eeuw kreeg Amerika een steeds grotere rol in de wereld. Daardoor werd het moeilijker om langs de zijlijn toe te kijken hoe de rest van de wereld met elkaar op de vuist ging. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak en de berichten over de gruwelijke Europese veldslagen de VS bereikten, werd de anti-oorlogsstemming in de Verenigde Staten sterker. Maar Amerika was afhankelijk van de handel met Europa. Daardoor werd het land meegezogen in het conflict. Eerst stokte, door de zeeblokkades van de Britten, de Amerikaanse handel met Duitsland en Oostenrijk. Toen probeerden de Duitsers op hun beurt de Britse handel lam te leggen. Begin 1915 noemden de Duitsers alle schepen rondom Groot-Brittannië en Ierland een legitiem doel voor de Duitse onderzeeërs, ook vracht- en passagiersschepen.
In mei 1915 joeg een U-boot de Britse oceaanstomer Lusitania naar de zeebodem. Onder de 1198 doden waren 128 Amerikanen. Terwijl de Duitsers de voltreffer vrolijk vierden, liep in Amerika de woede hoog op. Een onderschept telegram bracht de oorlogsstemming naar het kookpunt. In het bericht beloofde de Duitse minister van Buitenlandse Zaken aan Mexico financiële steun bij een eventuele oorlog tegen Amerika. En als het Mexico zou lukken om Amerikaans grondgebied te veroveren, dan mochten ze dat van de Duitsers houden. Zelfs president Wilson, die eerder de strijd wilde vermijden, zag geen andere keuze dan oorlog tegen de Duitsers. Hij stuurde twee miljoen soldaten naar Europa. De Duitsers werden verslagen door de geallieerden, mede dankzij de verse Amerikaanse troepen, en de Eerste Wereldoorlog was eind 1918 voorbij.
Japan onderschat
Amerika Ook toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, gruwden de meeste Amerikanen van het idee om mee te vechten. De 53.000 VS-doden op de slagvelden van de vorige oorlog lagen nog vers in het geheugen. In 1940 beloofde president Franklin D. Roosevelt zich niet te mengen in de buitenlandse oorlog, waarna hij herkozen werd. Maar in 1941 bombardeerde Japan plots de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor. Japan dacht met deze verrassingsaanval de Grote Oceaan definitief te veroveren. De VS wilde vast geen oorlog voeren. Daar verkeek Japan zich op. De dag na de aanval verklaarde Amerika Japan de oorlog, vervolgens vocht het vier jaar onvermoeibaar door. Tegen Japan rondom de Grote Oceaan, maar ook tegen nazi-Duitsland in Europa. De zestien miljoen Amerikanen op de slagvelden waren onmisbaar voor de geallieerde overwinning.
Na de Tweede Wereldoorlog wilde Amerika ook buiten de grens vermeende gevaren aanpakken. De meeste presidenten zeiden, net als hun voorgangers, dat ze geen wapengekletter wilden. Maar zodra ergens communisten of islamitische terroristen opdoken, was de noninterventie ineens minder belangrijk dan het uitschakelen van deze vijanden.
Steeds weer oorlog
Dus stuurden de VS vanaf begin jaren zestig steeds meer troepen naar Vietnam om te voorkomen dat dat land in communistische handen viel. De Republikeinse presidentskandidaat in 1964, Barry Goldwater, wilde harder optreden tegen communistische Vietnamezen en speelde zelfs met de gedachte om kernbommen op het Aziatische land te gooien. Goldwater verloor, dik. Winnaar Lyndon B. Johnson beloofde de oorlog af te bouwen. Dat lukte niet. De strijd verliep slecht en Johnson wilde geen afgang. Daarom stuurde hij honderdduizenden extra militairen naar Vietnam. Amerika gaf pas in 1973 de strijd op.
In 2000 werd George W. Bush president. In zijn campagne beloofde hij het Amerikaanse leger minder in te zetten dan zijn voorgangers: ‘Ik wil niet de politieagent van de wereld zijn.’ Maar na de aanslagen van 11 september 2001 veranderde dat. Amerika bezette Afghanistan, omdat terroristenleider Osama Bin Laden daar verbleef. En twee jaar later nam Bush ook Irak in, dat volgens hem massavernietigingswapens verborg. Dat bleek niet te kloppen. Weer veranderde een president, die niet wilde vechten, in een oorlogspresident.
Vechten als oplossing
Voor Amerika ligt vechten meer voor de hand dan een eeuw geleden. Voordat het land zich in de Eerste Wereldoorlog mengde, had het een zwakkere strijdmacht dan veel Europese landen. Nu heeft Amerika het sterkste leger ter wereld. En als je sterker bent dan de rest, wordt een potje vechten al snel verleidelijk. Maar oorlog moet geen reflex zijn, waarschuwde president Obama in 2014 in een speech op een militaire academie: ‘Als je de beste hamer hebt, betekent dat nog niet dat elk probleem een spijker is.’
Lindbergh wil geen oorlog
Nu zegt Donald Trump ‘America First’. Maar president Woodrow Wilson gebruikte die leus in 1916 als eerste, om duidelijk te maken dat hij het land niet in de Eerste Wereldoorlog zou storten. In de Tweede Wereldoorlog werd ‘America First’ opnieuw de leus van Amerikanen die hun land buiten de oorlog wilden houden. In september 1940 richtten rechtenstudenten van Yale University het America First Committee op. Dat kreeg zo’n 800.000 leden, met Charles Lindbergh als bekendste woordvoerder. Lindbergh, die in 1927 als eerste mens solo over de Atlantische Oceaan vloog, was een grote volksheld in Amerika. In een toespraak zei hij dat de VS-regering samenspande met de Britten en de Joden om de Amerikanen in de oorlog te storten. Lindbergh werd beschuldigd van antisemitisme en zou ook Duitse sympathieën hebben. Toen Amerika in de Tweede Wereldoorlog betrokken raakte, bleef niets van de antioorlogsstemming over. Drie dagen na de aanval op Pearl Harbor werd het America First Committee opgedoekt.
Groentjes moesten oefenen
In de Eerste Wereldoorlog was het Amerikaanse leger nog niet de ervaren oorlogsmachine van nu. Toch was het belangrijk voor de overwinning op Duitsland. De Amerikanen verbaasden de wereld met de snelle opbouw van het leger. Toen de VS de de oorlog verklaarde aan Duitsland, in april 1917, telde het slechts 200.000 man. Razendsnel nam Amerika miljoenen rekruten aan. In net zo’n hoog tempo ging het schepen, vliegtuigen en ander wapentuig maken. De eerste VS-troepen kwamen in juni 1917 in Frankrijk aan. Omdat het groentjes waren, werden ze eerst door de Fransen en Britten getraind.
Pas in oktober gingen de Amerikanen de Europese slagvelden op. Succesvol waren ze nog niet, want generaal John Pershing liet zijn troepen massale frontale aanvallen uitvoeren op de Duitse loopgraven. Zulke aanvallen bleken pure zelfmoordacties. De oorlog was vooral een uitputtingsslag, maar uiteindelijk veroverden de geallieerden terrein. Vanaf augustus 1918 behaalden ze, mede dankzij de Amerikanen, een reeks overwinningen in het noorden van Frankrijk.
Op 11 november 1918 zagen de Duitsers zich gedwongen om de vrede te tekenen.
Schip lijkt onkwetsbaar
De zee rondom Groot-Brittannië was levensgevaarlijk in 1915. Duitse onderzeeërs hadden de jacht geopend op alle Britse schepen, inclusief vracht- en passagiersschepen. Maar de passagiers op het enorme Britse schip Lusitania hoefden zich weinig zorgen te maken. Kapitein William Turner legde ze uit dat het schip dubbel zo snel voer als de U-boten. Over de radio werd Turner gewaarschuwd dat Duitse U-boten bij de Ierse zuidkust waren. Hij liet de lichten dimmen en de reddingsboten klaar hangen. Maar het schip was kansloos tegen de Duitse torpedo die op 7 mei van zo’n zevenhonderd meter afstand werd afgevuurd. Het projectiel sloeg vlakbij de brug in. Binnen achttien minuten was de Lusitania gezonken. Niet meer dan 761 opvarenden wisten zichzelf in veiligheid te brengen, 1198 kwamen om het leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten