Hoe houd je een auto op een modderige helling onder controle?
Van de weg
Hoe rijd je over moeilijk en glibberig terrein? Redacteur Elly Posthumus volgt een cursus terreinrijden. En waarom kun je dat beter niet met een gewone auto doen?
Ik zie alleen de motorkap van mijn Land Rover Defender, daarboven doemt een grijze lucht op. Met de terreinwagen sta ik bovenop een heuvel op de motorcrossbaan De Witte Ruysheuvel in Oss. ‘Nog een heel klein stukje naar voren’, gebiedt Marc de Wachter van 4WD Travel. Hij is terreinrijdinstructeur en leert mij hoe je een auto veilig door moeilijke omstandigheden kunt loodsen. De motorkap helt nu naar beneden. Ik heb het gevoel dat ik niet recht voor de afdaling sta. Iets wat noodzakelijk is, zoals ik vanmorgen tijdens het theorie-uurtje geleerd heb. Want zodra je schuin een helling afgaat, loop je het risico dat je auto gaat uitbreken. De achterkant dreigt in dat geval de voorkant in te halen. Je verliest dan de controle, en je wagen kukelt in het ergste geval om en rolt naar beneden. Zoiets wil ik niet meemaken. Hoe trotseer je veilig de crossbaan? En kan dat ook met een gewone auto?
Eerst kijken, dan rijden
Langzaam laat ik de auto iets zakken, tot ik wél zie wat er voor me ligt. De helling duikt behoorlijk steil naar beneden. Ik sta recht voor de plek waar ik goed naar beneden kan rijden. Dat is geen toeval, want voordat ik naar boven reed, beklommen instructeur De Wachter en ik de heuvel te voet en bekeken we de afdaling. ‘Terreinrijden is heel veel lopen en verkennen’, zegt hij. Wat er achter een helling zit, weet je vaak niet. ‘Je zou de eerste niet zijn die op een zandafgraving oefent met een terreinwagen. Maar daar kan een bulldozer de dag ervoor net aan de achterkant van een heuvel een paar kuub hebben weggegraven.’ Op de crossbaan is alles gelukkig behoorlijk voorspelbaar, aan de andere kant van de heuvel kun je gewoon doorrijden. Er zijn diepe sporen in de modder getrokken door eerdere auto’s. Die sporen zijn nu keihard, want de grond is flink bevroren. Mijn eigen auto, een oude, verlaagde Peugeot 205, zou hier vanwege die diepe sporen direct vastlopen. Gelukkig staan terreinwagens hoog op hun wielen. Maar als je eenmaal in een diep spoor rijdt, kom je er ook met een terreinauto niet zomaar uit. Kies dus meteen de beste 0 route. Het spoor dat ik wil rijden is niet zo diep en lijkt goed begaanbaar. Dat ik daar nu recht voor sta, dank ik aan De Wachter. Hij loodste mij met gebaren precies naar het juist punt op de heuvel.
Als je tijdens een afdaling van versnelling verandert, kun je als een baksteen omlaag schieten
Laag is traag
De Wachter stapt in. De auto staat in de eerste versnelling van de lage gearing. We rijden de hele tijd in deze extra lage versnelling. In deze stand rijdt de auto een stuk langzamer, maar is hij wel twee keer zo sterk. Dat komt doordat de tandwielverhouding in deze lage gearing anders is dan in de normale versnelling, ofwel hoge gearing. ‘Je kunt het vergelijken met het voorste tandwielblad van een mountainbike’, legt De Wachter uit. ‘Als je de ketting van het grote naar een klein blad schakelt, trap je je ineens wezenloos. Maar in die versnelling trap je wel met minder moeite een steile berg op.’ We nemen vandaag alle afdalingen in z’n lage één. In deze versnelling rem je het meest op de motor. Een normale wegauto heeft deze extra lage versnelling niet. Die rijdt daarom (net als een terreinwagen in versnelling twee of drie) sneller en daardoor ook minder gecontroleerd van een heuvel af. Onderweg naar beneden kun je niet meer van versnelling veranderen. De Wachter: ‘Als je de koppeling intrapt om te schakelen, haal je niet alleen de aandrijving maar ook elke remwerking van de motor van de wielen af. Je schiet dan als een baksteen naar beneden.’
Remmen is onverstandig
Ik controleer dubbel of de auto wel in de eerste versnelling staat. Ik laat de rem en koppeling opkomen. De auto rolt rustig naar beneden. Héél rustig, we gaan met een slakkengang. De stevige en bevroren ondergrond geeft heel wat meer grip dan bijvoorbeeld modder, los zand of nat gras. Ik had me er iets spannenders bij voorgesteld. ‘Terreinrijden gaat om voertuigbeheersing’, legt De Wachter uit. ‘Als je hier komt met het idee dat je leert hoe je aan de Dakar-rally meedoet, of hoe je springend over heuvels en zandduinen komt, dan zit je op de verkeerde cursus.’ Te hard rijden geeft enkel problemen. Als je te hard omlaag gaat, moet je bijremmen. Dat kun je maar beter voorkomen. ‘Moet je toch remmen, doe dat dan gedoseerd’, waarschuwt De Wachter. ‘Want als je flink remt op een gladde ondergrond zoals modder, dan blokkeren de wielen. Je verliest dan je grip en de controle over de auto. Die gaat dan slippen.’ Je auto kan ook uitbreken als je heel netjes in z’n eerste versnelling naar beneden rijdt, zonder te remmen. Een helling kan zo glad of steil zijn dat je auto sneller naar beneden wil dan de wielen draaien. Dan kun je maar één ding doen: gas bijgeven. Een tikje extra gas is genoeg. Tot de wielen en de koets dezelfde snelheid hebben en je weer grip hebt.
Wiel draait door
Op de bevroren baan doet de auto gelukkig keurig wat ik wil. Ook omhoog rijd ik in een erg rustig tempo. Dat moet in versnelling twee. Hoe lager de versnelling, hoe langzamer je rijdt, maar hoe meer ronddraaiende kracht (koppel) naar je wielen gaat. Daarom slippen je wielen in de eerste versnelling eerder dan in de tweede. Daarom ook kun je met een gewone auto het beste in de tweede versnelling uit de sneeuw of modder wegrijden.
Een terreinwagen heeft vierwielaandrijving.aardoor slippen de wielen minder snel door dan in een gewone auto. De kracht per wiel is kleiner: het motorvermogen en de kracht worden verdeeld over vier in plaats van twee wielen. Als één wiel slipt, zou mijn Peugeot met tweewielaandrijving bovendien direct blijven steken (zie het kader ‘Wiel wil snel’). Een auto met vierwielaandrijving kan nog grip hebben op het andere stel wielen. Toch kom je ook met een terreinwagen niet altijd zonder problemen omhoog. Bijvoorbeeld omdat je versnelling toch te hoog is, of omdat je de verkeerde route hebt gekozen. ‘Kies nooit halverwege de klim een andere route’, leert De Wachter. ‘Je komt dan schuin op de helling te staan. En dat is niet fijn. De motor is het zwaarste deel van de auto, en de motor zit voorin. De auto wil zijn neus dan naar beneden draaien. Je loopt het risico dat je op zijn kant naar beneden rolt.’
Achteruit de heuvel af
Wat moet je dan wél doen als je niet verder komt? We proberen het uit. Halverwege de helling laat De Wachter me stoppen. ‘Je eigen toerental gaat flink omhoog als je een klim niet redt, door de adrenaline. Dat kan nu even zakken.’ Nu moet ik achteruit omlaag. Ik slik. ‘Je schakelt in zijn achteruit. Laat dan in één keer de rem en de koppeling los.’ Ik twijfel. Ik zie mezelf al heel hard achteruit rollen. Ik laat de pedalen los, de auto schiet een stukje naar beneden, maar gaat dan stapvoets verder. De Wachter: ‘Ook in zijn achteruit remt de motor de auto gewoon af.’ Niks aan de hand. Weer beneden kun je de klim opnieuw proberen, iets sneller bijvoorbeeld. Of met een andere route. Het enige probleem bij zo’n mislukte klim is dat je moet remmen op de helling. Dat wil je eigenlijk voorkomen. Je kunt gelukkig ook zonder rem terugkeren op je schreden. ‘Als je merkt dat je het niet redt, trap je de koppeling in terwijl je nog rijdt. Dat is de enige keer dat je dat rijdend op een helling mag. Zodra de auto stilvalt, maar voordat hij achteruit rolt, schakel je naar de achteruit. De koppeling laat je weer opkomen en je rijdt rustig achteruit.’
Mislukt de klim? Laat je omlaag rollen en probeer het nog een keer, bijvoorbeeld iets sneller
Oefening baart kunst
Het klinkt allemaal eenvoudig, maar dat is het niet. Ik rijd met een beetje vaart de helling op, laat het gas los en trap de koppeling in. Ik moet precies op het juiste moment schakelen. Want als de auto nog vooruit rolt of alweer achteruit gaat, dan krijg je de versnelling niet in zijn achteruit. Houd je de koppeling na het schakelen ingetrapt, dan rol je vervolgens hard naar beneden. En dan moet je alsnog remmen. Ik schakel, maar vergeet van de spanning dat ik de koppeling weer op moet laten komen. Van schrik stap ik op de rem, ik sta prompt stil. Ik ben blij dat we op een bevroren crossbaan oefenen en niet op een glibberige grashelling. ‘Dit soort technieken moeten routine worden’, stelt De Wachter gerust. We oefenen nog een keer. En nog een keer. En nog een keer. Dan lukt het. Dankzij de lage gearing gaat de auto ook achteruit heel langzaam naar beneden. Mijn eigen auto zou in zo’n geval flink sneller naar beneden rollen. Dat lijkt me geen pretje op lastig terrein, dus ik laat mijn Peugeot maar buiten de poorten van de crossbaan staan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten