dinsdag 11 april 2017

EEN GEZONDE GEEST IN EEN FIT LIJF, EN DAT OP 21 DAGEN TIJD

EEN GEZONDE GEEST IN EEN FIT LIJF, EN DAT OP 21 DAGEN TIJD

Opzij, opzij, opzij, maak plaats, maak plaats, maak plaats, wij hebben ongelofelijke haast. Een strofe uit een lang vervlogen hit maar o zo herkenbaar. Tussen al dat rennen, springen, vliegen,
duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan van alledag is er zelden tijd om even stil te staan, zowel in de letterlijke als de figuurlijke betekenis van het woord. Rust lijkt tegenwoordig een exotische term
en een reis naar de maan soms nog waarschijnlijker dan aan die dagelijks aanbevolen hoeveelheid lichaamsbeweging komen. Even mentaal en fysiek bijtanken, dat doe je met deze 21 dagen durende challenge!


DAG 1
Ga de strijd aan met je zoete en zoute zondes. Verplaats al wat ongezond is naar de bovenste keukenkast. Neem jezelf voor om er maximaal één keer per week in te graaien. Wat wel gezond is, krijgt een meer prominente plaats.

DAG 2
Maak eens een lange wandeling. neem onderweg ruim de tijd om te genieten van al dat moois om je heen.

DAG 3
Vandaag zet je dat extra stapje. Liften en roltrappen zijn van ’s morgens tot ’s avonds verboden terrein. Heb je een zittende job? Zet dan elk uur een alarm. Als het afgaat, neem je een wandelpauze van vijf minuten.


DAG 4
Las een dag zonder geklaag in. Zeur niet over wat fout loopt, maar maak een lijstje met verwezelijkingen waar je trots op bent. Eindig je dag met een ontspannend bad of een
verkwikkende douche.

DAG 5
Vanavond gaan we dansen! Speel je vijf favoriete nummers
na elkaar af en laat je van de eerste noot tot de laatste meevoeren op het ritme.

DAG 6
Oftewel sociale zaterdag. Spreek nog eens af met iemand die je al een tijdje niet meer gezien hebt en neem uitgebreid de tijd om bij te praten.


DAG 7
Vandaag trek je eropuit. Je auto is echter verboden terrein vandaag. Haal je fiets van stal of trek je beste wandelschoenen aan en (her)ontdek de bezienswaardigheden van je woonplaats.

DAG 8
Kruip vandaag eens lekker vroeg onder de wol.

DAG 9
Trek je stoute loopschoenen aan en ga minstens een kwartiertje lopen in het park.


DAG 10
Geef vijf mensen een complimentje.

DAG 11
Schuif vandaag alle to do-lijstjes aan de kant,
en maak tijd voor dat ene boek dat al zo lang op je nachtkastje ligt.

DAG 12
Haal je bikini of badpak uit de kast en ga een uurtje
zwemmen in het plaatselijke zwembad.


DAG 13
Laat de zon in je hart en breng vanaf vandaag elke dag een uur buiten door. Lunch op het terras, laat je hond uit, werk wat in de tuin of wandel naar de supermarkt: als je maar buiten geweest bent!

DAG 14
Tijd voor me-time! Vandaag doe je enkel wat jij leuk vindt. Lees dat ene boek dat al zo lang op je nachtkasje ligt, ga lekker lang in bad liggen of verwen jezelf met een gelaatsverzorging.
Vandaag hoeft niets en mag alles. Ja, ook de keukenkast met zoete en zoute zondes mag open.

DAG 15
Schrap alle voedingsmiddelen met toegevoegde suikers en zoetstoffen van het menu. Vandaag dus geen charcuterie, brood, ketchup, confituur, kant-en-klare gerechten … Handig hulpmiddeltje: kijk op de ingrediëntenlijst! Woorden die eindigen op stroop, honing, nectar, suiker, siroop en -ose moeten
een belletje doen rinkelen.

DAG 16
Doe eens iets liefs voor iemand anders.

DAG 17
Parkeer je auto op minstens tien minuten wandelen van je voordeur.

DAG 18
De ochtendstond heeft goud in de mond!
Sta een uurtje vroeger op en maak werk van uitgestelde taken.

DAG 19
Stel een lijstje op met kortetermijndoelen.

DAG 20
Spreek af met een vriend(in) en ga samen sporten.

DAG 21
Ga eens een dagje zonder make-up door het leven.




MEER WATER DRINKEN IN 7 DAGEN

MEER WATER DRINKEN IN 7 DAGEN


Dagelijks genoeg water drinken is een heuse uitdaging voor heel wat mensen. Toch is het uitermate belangrijk, omdat het ons lichaam helpt om optimaal te kunnen blijven functioneren. Omdat de start vaak het allermoeilijkst is, helpen wij je met plezier de komende zeven dagen op de juiste weg.

DAG 1
Probeer elk half uur iets te drinken. Je vochtopname kan gebeuren met verschillende dranken zoals
magere melk, soep, groentesap of water. Je hoeft ook niet meteen een heel glas leeg te drinken.
Een slokje is voldoende, zolang je er maar aan denkt om dit tweemaal per uur te doen.


DAG 2
Voeg het sap van een halve citroen toe aan een groot glas water, en drink dit meteen na het opstaan. Dit zal helpen om je spijsvertering op gang te brengen, en start het natuurlijke
ontgiftingsproces van het lichaam. Drink daarnaast 1 glas meer dan je normaal gezien doet.
Dit hoeft vandaag nog geen water te zijn, groentesap, magere melk of soep zijn ook goede opties.


DAG 3
Drink vandaag 2 à 3 glazen water meer dan je gisteren deed. Drink water na elk bezoek aan het toilet én na elke tas koffie of thee die je drinkt.


DAG 4
Stel jezelf een drinkdoel voor de dag. Vul ’s ochtends een fles of kan met water,
en probeer deze zo snel mogelijk leeg te drinken. Probeer ¾ van je fles of kan tijdens de dag te drinken en het resterende kwart ’s avonds.


DAG 5
De smaak van gewoon water ondertussen een beetje beu? Voeg kruiden, groenten of bessen toe om je water op smaak te brengen. Komkommer is altijd lekker in een glaasje water, net als frambozen, aardbeien of limoen.


DAG 6
Drink bij het ontwaken meteen twee glazen water. Eentje met citroen en eentje zonder.
Op deze manier trap je je spijsvertering meteen op gang.


DAG 7
Vandaag zou je bijna probleemloos 2 liter water moeten kunnen drinken. Neem jezelf voor dit ook de komende tijd vol te houden, en beloon jezelf door bijvoorbeeld een mooie waterfles of –kan te kopen.

Van de weg

Hoe houd je een auto op een modderige helling onder controle?

Van de weg

Hoe rijd je over moeilijk en glibberig terrein? Redacteur Elly Posthumus volgt een cursus terreinrijden. En waarom kun je dat beter niet met een gewone auto doen?
Ik zie alleen de motorkap van mijn Land Rover Defender, daarboven doemt een grijze lucht op. Met de terreinwagen sta ik bovenop een heuvel op de motorcrossbaan De Witte Ruysheuvel in Oss. ‘Nog een heel klein stukje naar voren’, gebiedt Marc de Wachter van 4WD Travel. Hij is terreinrijdinstructeur en leert mij hoe je een auto veilig door moeilijke omstandigheden kunt loodsen. De motorkap helt nu naar beneden. Ik heb het gevoel dat ik niet recht voor de afdaling sta. Iets wat noodzakelijk is, zoals ik vanmorgen tijdens het theorie-uurtje geleerd heb. Want zodra je schuin een helling afgaat, loop je het risico dat je auto gaat uitbreken. De achterkant dreigt in dat geval de voorkant in te halen. Je verliest dan de controle, en je wagen kukelt in het ergste geval om en rolt naar beneden. Zoiets wil ik niet meemaken. Hoe trotseer je veilig de crossbaan? En kan dat ook met een gewone auto?

Eerst kijken, dan rijden

Langzaam laat ik de auto iets zakken, tot ik wél zie wat er voor me ligt. De helling duikt behoorlijk steil naar beneden. Ik sta recht voor de plek waar ik goed naar beneden kan rijden. Dat is geen toeval, want voordat ik naar boven reed, beklommen instructeur De Wachter en ik de heuvel te voet en bekeken we de afdaling. ‘Terreinrijden is heel veel lopen en verkennen’, zegt hij. Wat er achter een helling zit, weet je vaak niet. ‘Je zou de eerste niet zijn die op een zandafgraving oefent met een terreinwagen. Maar daar kan een bulldozer de dag ervoor net aan de achterkant van een heuvel een paar kuub hebben weggegraven.’ Op de crossbaan is alles gelukkig behoorlijk voorspelbaar, aan de andere kant van de heuvel kun je gewoon doorrijden. Er zijn diepe sporen in de modder getrokken door eerdere auto’s. Die sporen zijn nu keihard, want de grond is flink bevroren. Mijn eigen auto, een oude, verlaagde Peugeot 205, zou hier vanwege die diepe sporen direct vastlopen. Gelukkig staan terreinwagens hoog op hun wielen. Maar als je eenmaal in een diep spoor rijdt, kom je er ook met een terreinauto niet zomaar uit. Kies dus meteen de beste 0 route. Het spoor dat ik wil rijden is niet zo diep en lijkt goed begaanbaar. Dat ik daar nu recht voor sta, dank ik aan De Wachter. Hij loodste mij met gebaren precies naar het juist punt op de heuvel.
Als je tijdens een afdaling van versnelling verandert, kun je als een baksteen omlaag schieten

Laag is traag

De Wachter stapt in. De auto staat in de eerste versnelling van de lage gearing. We rijden de hele tijd in deze extra lage versnelling. In deze stand rijdt de auto een stuk langzamer, maar is hij wel twee keer zo sterk. Dat komt doordat de tandwielverhouding in deze lage gearing anders is dan in de normale versnelling, ofwel hoge gearing. ‘Je kunt het vergelijken met het voorste tandwielblad van een mountainbike’, legt De Wachter uit. ‘Als je de ketting van het grote naar een klein blad schakelt, trap je je ineens wezenloos. Maar in die versnelling trap je wel met minder moeite een steile berg op.’ We nemen vandaag alle afdalingen in z’n lage één. In deze versnelling rem je het meest op de motor. Een normale wegauto heeft deze extra lage versnelling niet. Die rijdt daarom (net als een terreinwagen in versnelling twee of drie) sneller en daardoor ook minder gecontroleerd van een heuvel af. Onderweg naar beneden kun je niet meer van versnelling veranderen. De Wachter: ‘Als je de koppeling intrapt om te schakelen, haal je niet alleen de aandrijving maar ook elke remwerking van de motor van de wielen af. Je schiet dan als een baksteen naar beneden.’

Remmen is onverstandig

Ik controleer dubbel of de auto wel in de eerste versnelling staat. Ik laat de rem en koppeling opkomen. De auto rolt rustig naar beneden. Héél rustig, we gaan met een slakkengang. De stevige en bevroren ondergrond geeft heel wat meer grip dan bijvoorbeeld modder, los zand of nat gras. Ik had me er iets spannenders bij voorgesteld. ‘Terreinrijden gaat om voertuigbeheersing’, legt De Wachter uit. ‘Als je hier komt met het idee dat je leert hoe je aan de Dakar-rally meedoet, of hoe je springend over heuvels en zandduinen komt, dan zit je op de verkeerde cursus.’ Te hard rijden geeft enkel problemen. Als je te hard omlaag gaat, moet je bijremmen. Dat kun je maar beter voorkomen. ‘Moet je toch remmen, doe dat dan gedoseerd’, waarschuwt De Wachter. ‘Want als je flink remt op een gladde ondergrond zoals modder, dan blokkeren de wielen. Je verliest dan je grip en de controle over de auto. Die gaat dan slippen.’ Je auto kan ook uitbreken als je heel netjes in z’n eerste versnelling naar beneden rijdt, zonder te remmen. Een helling kan zo glad of steil zijn dat je auto sneller naar beneden wil dan de wielen draaien. Dan kun je maar één ding doen: gas bijgeven. Een tikje extra gas is genoeg. Tot de wielen en de koets dezelfde snelheid hebben en je weer grip hebt.

Wiel draait door

Op de bevroren baan doet de auto gelukkig keurig wat ik wil. Ook omhoog rijd ik in een erg rustig tempo. Dat moet in versnelling twee. Hoe lager de versnelling, hoe langzamer je rijdt, maar hoe meer ronddraaiende kracht (koppel) naar je wielen gaat. Daarom slippen je wielen in de eerste versnelling eerder dan in de tweede. Daarom ook kun je met een gewone auto het beste in de tweede versnelling uit de sneeuw of modder wegrijden.
Een terreinwagen heeft vierwielaandrijving.aardoor slippen de wielen minder snel door dan in een gewone auto. De kracht per wiel is kleiner: het motorvermogen en de kracht worden verdeeld over vier in plaats van twee wielen. Als één wiel slipt, zou mijn Peugeot met tweewielaandrijving bovendien direct blijven steken (zie het kader ‘Wiel wil snel’). Een auto met vierwielaandrijving kan nog grip hebben op het andere stel wielen. Toch kom je ook met een terreinwagen niet altijd zonder problemen omhoog. Bijvoorbeeld omdat je versnelling toch te hoog is, of omdat je de verkeerde route hebt gekozen. ‘Kies nooit halverwege de klim een andere route’, leert De Wachter. ‘Je komt dan schuin op de helling te staan. En dat is niet fijn. De motor is het zwaarste deel van de auto, en de motor zit voorin. De auto wil zijn neus dan naar beneden draaien. Je loopt het risico dat je op zijn kant naar beneden rolt.’

Achteruit de heuvel af

Wat moet je dan wél doen als je niet verder komt? We proberen het uit. Halverwege de helling laat De Wachter me stoppen. ‘Je eigen toerental gaat flink omhoog als je een klim niet redt, door de adrenaline. Dat kan nu even zakken.’ Nu moet ik achteruit omlaag. Ik slik. ‘Je schakelt in zijn achteruit. Laat dan in één keer de rem en de koppeling los.’ Ik twijfel. Ik zie mezelf al heel hard achteruit rollen. Ik laat de pedalen los, de auto schiet een stukje naar beneden, maar gaat dan stapvoets verder. De Wachter: ‘Ook in zijn achteruit remt de motor de auto gewoon af.’ Niks aan de hand. Weer beneden kun je de klim opnieuw proberen, iets sneller bijvoorbeeld. Of met een andere route. Het enige probleem bij zo’n mislukte klim is dat je moet remmen op de helling. Dat wil je eigenlijk voorkomen. Je kunt gelukkig ook zonder rem terugkeren op je schreden. ‘Als je merkt dat je het niet redt, trap je de koppeling in terwijl je nog rijdt. Dat is de enige keer dat je dat rijdend op een helling mag. Zodra de auto stilvalt, maar voordat hij achteruit rolt, schakel je naar de achteruit. De koppeling laat je weer opkomen en je rijdt rustig achteruit.’
Mislukt de klim? Laat je omlaag rollen en probeer het nog een keer, bijvoorbeeld iets sneller

Oefening baart kunst

Het klinkt allemaal eenvoudig, maar dat is het niet. Ik rijd met een beetje vaart de helling op, laat het gas los en trap de koppeling in. Ik moet precies op het juiste moment schakelen. Want als de auto nog vooruit rolt of alweer achteruit gaat, dan krijg je de versnelling niet in zijn achteruit. Houd je de koppeling na het schakelen ingetrapt, dan rol je vervolgens hard naar beneden. En dan moet je alsnog remmen. Ik schakel, maar vergeet van de spanning dat ik de koppeling weer op moet laten komen. Van schrik stap ik op de rem, ik sta prompt stil. Ik ben blij dat we op een bevroren crossbaan oefenen en niet op een glibberige grashelling. ‘Dit soort technieken moeten routine worden’, stelt De Wachter gerust. We oefenen nog een keer. En nog een keer. En nog een keer. Dan lukt het. Dankzij de lage gearing gaat de auto ook achteruit heel langzaam naar beneden. Mijn eigen auto zou in zo’n geval flink sneller naar beneden rollen. Dat lijkt me geen pretje op lastig terrein, dus ik laat mijn Peugeot maar buiten de poorten van de crossbaan staan. 

Samen uit, samen thuis

Een slimme terreinrijder gaat nooit alleen op stap. Als bestuurder zie je soms niets van de weg. Je kunt de precieze locatie van kuilen en rotsen vlak voor en onder je auto nooit zien. Dan heb je iemand nodig die je gidst. Doe dit met gebaren. Termen als links en rechts schreeuwen, zal geheid zorgen voor verwarring. Dat kan ertoe leiden dat je met je wiel in een diepe kuil rijdt, waar je zonder hulp niet meer uitkomt. Bovendien kun je beter niet met één auto gaan. Want als je ondanks je sublieme terreinrijdtechniek toch vast komt te zitten, dan heb je een andere auto nodig om je los te trekken.

Waterwagen

Met een terreinauto kun je best door een laagje water rijden. Zolang het water maar niet je motor instroomt of in je luchtinlaat komt. Een verbrandingsmotor werkt op een mengsel van brandstof en lucht. Dat mengsel wordt in de cilinder van de motor samengedrukt, waardoor het makkelijker kan ontbranden. Als via de luchtinlaat in plaats van lucht water naar binnen wordt gezogen, komt dit in de cilinder terecht. Het water kan niet worden samengedrukt, je motor gaat dan kapot. In de regel kan een terreinwagen een diepte tot halverwege de velgen aan. Dat is helemaal niets in vergelijking met de Rinspeed squba. Dat is een conceptauto uit 2008 die tot tien meter onder water kan varen. Hij rijdt elektrisch en is dus niet afhankelijk van lucht. Op ruw terrein heb je niet zo veel aan het autootje. Hij heeft geen vier- maar tweewielaandrijving, en zijn voorbumper hangt maar een paar centimeter boven de grond.

Wiel wil snel

Als je met een auto de bocht doorgaat, draait het voorwiel in de binnenbocht minder snel dan het wiel aan de buitenkant. Dat kan dankzij het differentieel. Dit is een stelsel van tandwielen tussen de wielen en de aandrijfas. Het stuurt alle kracht naar het wiel dat het snelste draait. In een bocht is dat het wiel dat de buitenbocht neemt. Heel slim is dit systeem niet. Als je geen bocht neemt maar met je ene wiel in de gladde berm staat en het andere wiel op het asfalt, dan kom je niet weg. Het wiel in de berm heeft weinig grip, maar krijgt wél alle kracht. Het zal spinnen. Met tractiecontrole kom je in zo’n situatie wel weg. Sensoren zien dat een wiel stilstaat en het andere als een malle draait. Tractiecontrole remt het spinnende wiel wat af.
Het differentieel voelt weerstand en verdeelt de kracht weer over beide wielen. Zo kom je toch weg.

Auto neemt het over

Offroadrijden is soms hard werken. Maar het kan ook anders. Sommige nieuwere terreinauto’s zijn uitgerust met elektronische systemen die het rijden in bijvoorbeeld zand, sneeuw, of modder, een stuk gemakkelijker maken. Heb je dan zelf nog wel iets te doen? Ik probeer zo’n auto uit in de modder bij Land Rover Experience in Kerkdriel.

Sensoren meten alles

De Land Rover is met Terrain Responsetechnologie uitgerust. ‘Allerlei sensoren meten bijvoorbeeld de uitslag van de vering, de snelheid van de wielen, hoe ver de wagen doorbuigt, hoeveel tractiecontrole (zie kader ‘Wiel wil snel’) nodig is om ergens doorheen te komen’, legt mijn instructeur Arjan Vermeer uit. Aan de hand daarvan bepaalt de computer van de auto over wat voor terrein je rijdt, en ook welke aanpassingen daarvoor nodig zijn. Dit doet hij een paar keer per seconde. Als hij merkt dat je door modder en sporen rijdt, krijgt de luchtvering bijvoorbeeld wat extra lucht waardoor de auto automatisch omhoog komt. Dit verkleint de kans dat je met de onderkant in een diep spoor vastloopt. Vermeer: ‘Als de sensoren onderop de auto merken dat dit toch gebeurt, gooit de auto je nog vijf centimeter omhoog en kun je achteruit terug.’ Ik moet de auto wel zelf in de lage gearing schakelen. In deze stand kan het voertuig extreem langzaam over een moeilijk en lastig terrein kruipen.

Voeten los

Deze auto heeft naast tractiecontrole ook nog een paar andere foefjes die zorgen dat terreinrijden makkelijker wordt. Hill Descent Control bijvoorbeeld remt automatisch bij als we iets te hard de heuvel afgaan. Als de wielen door het remmen dreigen te gaan blokkeren, dan laat hij automatisch de rem los en trekt hij hem weer aan, zoals bij een antiblokkeersysteem. En hij geeft juist een beetje extra gas als de auto op een afdaling dreigt uit te breken. Daar hoef je zelf allemaal niet meer aan te denken. All Terrain Progress Control regelt ook het gasgeven en remmen als je vlak of omhoog rijdt. Het is eigenlijk cruisecontrol voor in het terrein. Ik stel de snelheid in op vijf kilometer per uur en haal mijn voeten van de pedalen. We rijden rustig een rondje over het modderige terrein. Het enige wat ik zelf nog moet doen is de route uitkiezen en aan het stuur draaien. Vermeer:
‘Hoe meer dingen de auto doet, hoe beter het is voor de veiligheid. Die wagen kan een stuk subtieler gasgeven en remmen dan wij.
Als bestuurder kun je nu al je hersencellen gebruiken om je op eventuele risico’s op de weg te concentreren.’

Hulp bij gladheid

Heb je je per ongeluk met je gewone stadsauto vastgereden in modder of in sneeuw? Zo kom je los.
• Probeer in z’n twee weg te rijden. Er komt dan minder draaikracht op de wielen dan in de eerste versnelling.
• Geef héél rustig gas. Geef je vol gas, dan gaan je wielen alleen maar spinnen. Het beetje profiel dat je banden hebben druk je zo vol modder of zand. Daardoor wordt de band nog gladder. Bovendien graaf je jezelf zo alleen maar dieper in.
• Zorg voor grip onder de twee wielen die worden aangedreven. Wat grind, zand, takjes of zelfs een vloermat voor het wiel kunnen wonderen verrichten.
• Werkt dat niet? Dan moet je toch echt losgetrokken worden.

Vechtende vredesduiven

Amerika slaagt er maar niet in om oorlog te vermijden

Vechtende vredesduiven

Van de Founding Fathers tot president Trump: al eeuwen willen de Amerikanen oorlogen in het buitenland zo veel mogelijk vermijden. Maar aan dat voornemen weten ze zich slecht te houden. Hoe komt het dat de VS zich toch zo vaak op het slagveld waagt?
Japanse piloten lieten zich in 1941 te pletter vallen op de VS-vloot op Pearl Harbor. Dat trok Amerika WO II in.
President Woodrow Wilson had in de Eerste Wereldoorlog nog zo zijn best gedaan om de VS neutraal te houden. In 1916 werd hij na een campagne met de leuzen ‘He kept us out of the war’ en ‘America First’ opnieuw gekozen. De kiezers beloonden hem omdat hij, sinds de oorlog in 1914 uitbrak, geen partij had gekozen tussen de vechtende Europese landen. Maar in het voorjaar van 1917 was de maat vol. Duitse onderzeeboten hadden enkele passagiersschepen met Amerikanen naar de zeebodem gejaagd. En Duitsland probeerde de Mexicanen tegen de VS op te zetten. Genoeg redenen voor het Amerikaanse Congres om op 6 april 1917 de oorlog aan de Duitsers te verklaren. Een eeuw geleden stak daarom voor de eerste keer een Amerikaans leger de oceaan over om in een groot internationaal conflict te vechten.
Overal en op elk moment in de geschiedenis vind je voor- en tegenstanders van oorlog. Maar de Verenigde Staten zijn een geval apart. Al sinds de oprichting van het land is er een sterke beweging die voor non-interventie is en tegen vechten in het buitenland. En toch raakten de Amerikanen verzeild in beide wereldoorlogen en in conflicten in Vietnam, Afghanistan en Irak. Hoe kan het dat de VS, ondanks het voornemen om geen oorlog te voeren, zo vaak op het slagveld te vinden is?

Amerika is anders

Nadat Amerika zichzelf in 1776 onafhankelijk verklaarde, zette het zich af tegen Europa. De VS kreeg een verkiesbare president, terwijl in Europa de lakens nog werden uitgedeeld door koningen en keizers. Die koloniseerden de rest van de wereld, iets dat Amerika niet deed. Het had zelf gezucht onder de Engelse kolonisten, die alleen belastinginkomsten wilden zien en lak hadden aan het Amerikaanse volk. Ook zou het nieuwbakken land verre blijven van al het gekonkel tussen Europese landen. Hun geruzie liep telkens uit op oorlog.
De eerste president, George Washington, zei dat Amerika handelsrelaties moest aanknopen met andere landen, zonder daarbij politieke verbintenissen te maken. John Quincy Adams, die president was van 1825 tot 1829, zei dat Amerika niet ‘op jacht gaat in het buitenland om monsters te verslaan’. En als er Europese landen in Washington aanklopten voor steun tegen een of andere vijand, dan antwoordde de VS beleefd: dat doen we niet.
Amerikanen planten hun vlag op Iwo Jima, een eiland dat ze in 1945 op Japan veroverden. Deze foto werd voor de VS een icoon voor hun strijd tegen oorlog en onrecht.
De Founding Fathers, de leiders die de VS als piepjong land vormgaven, konden hun standpunt tegen buitenlandse interventie nog prima volhouden. De VS had zijn handen vol aan de eigen opbouw. Als er al gevochten werd, was dat tegen de Engelsen, de Spanjaarden of de indianen op het Amerikaanse continent. Het contact met de rest van de wereld was beperkt. De kans dat Amerikanen in het buitenland in gevaar kwamen, was klein.

Meegezogen met de rest

Maar als je eigen burgers gedood worden, of als je eigenbelang in gevaar komt, wordt de roep om mee te vechten steeds sterker. In de vorige eeuw kreeg Amerika een steeds grotere rol in de wereld. Daardoor werd het moeilijker om langs de zijlijn toe te kijken hoe de rest van de wereld met elkaar op de vuist ging. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak en de berichten over de gruwelijke Europese veldslagen de VS bereikten, werd de anti-oorlogsstemming in de Verenigde Staten sterker. Maar Amerika was afhankelijk van de handel met Europa. Daardoor werd het land mee­gezogen in het conflict. Eerst stokte, door de zeeblokkades van de Britten, de Amerikaanse handel met Duitsland en Oostenrijk. Toen probeerden de Duitsers op hun beurt de Britse handel lam te leggen. Begin 1915 noemden de Duitsers alle schepen rondom Groot-Brittannië en Ierland een legitiem doel voor de Duitse onderzeeërs, ook vracht- en passagiersschepen.
In mei 1915 joeg een U-boot de Britse oceaanstomer Lusitania naar de zeebodem. Onder de 1198 doden waren 128 Amerikanen. Terwijl de Duitsers de voltreffer vrolijk vierden, liep in Amerika de woede hoog op. Een onderschept telegram bracht de oorlogsstemming naar het kookpunt. In het bericht beloofde de Duitse minister van Buitenlandse Zaken aan Mexico financiële steun bij een eventuele oorlog tegen Amerika. En als het Mexico zou lukken om Amerikaans grondgebied te veroveren, dan mochten ze dat van de Duitsers houden. Zelfs president Wilson, die eerder de strijd wilde vermijden, zag geen andere keuze dan oorlog tegen de Duitsers. Hij stuurde twee miljoen soldaten naar Europa. De Duitsers werden verslagen door de geallieerden, mede dankzij de verse Amerikaanse troepen, en de Eerste Wereldoorlog was eind 1918 voorbij.

Japan onderschat

Amerika Ook toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, gruwden de meeste Amerikanen van het idee om mee te vechten. De 53.000 VS-doden op de slagvelden van de vorige oorlog lagen nog vers in het geheugen. In 1940 beloofde president Franklin D. Roosevelt zich niet te mengen in de buitenlandse oorlog, waarna hij herkozen werd. Maar in 1941 bombardeerde Japan plots de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor. Japan dacht met deze verrassingsaanval de Grote Oceaan definitief te veroveren. De VS wilde vast geen oorlog voeren. Daar verkeek Japan zich op. De dag na de aanval verklaarde Amerika Japan de oorlog, vervolgens vocht het vier jaar onvermoeibaar door. Tegen Japan rondom de Grote Oceaan, maar ook tegen nazi-Duitsland in Europa. De zestien miljoen Amerikanen op de slagvelden waren onmisbaar voor de geallieerde overwinning.
President Woodrow Wilson vraagt in 1917 het Congres Duitsland de oorlog te verklaren.
Na de Tweede Wereldoorlog wilde Amerika ook buiten de grens vermeende gevaren aanpakken. De meeste presidenten zeiden, net als hun voorgangers, dat ze geen wapengekletter wilden. Maar zodra ergens communisten of islamitische terroristen opdoken, was de noninterventie ineens minder belangrijk dan het uitschakelen van deze vijanden.

Steeds weer oorlog

Dus stuurden de VS vanaf begin jaren zestig steeds meer troepen naar Vietnam om te voorkomen dat dat land in communistische handen viel. De Republikeinse presidentskandidaat in 1964, Barry Goldwater, wilde harder optreden tegen communistische Vietnamezen en speelde zelfs met de gedachte om kernbommen op het Aziatische land te gooien. Goldwater verloor, dik. Winnaar Lyndon B. Johnson beloofde de oorlog af te bouwen. Dat lukte niet. De strijd verliep slecht en Johnson wilde geen afgang. Daarom stuurde hij honderdduizenden extra militairen naar Vietnam. Amerika gaf pas in 1973 de strijd op.
In 2000 werd George W. Bush president. In zijn campagne beloofde hij het Amerikaanse leger minder in te zetten dan zijn voorgangers: ‘Ik wil niet de politieagent van de wereld zijn.’ Maar na de aanslagen van 11 september 2001 veranderde dat. Amerika bezette Afghanistan, omdat terroristenleider Osama Bin Laden daar verbleef. En twee jaar later nam Bush ook Irak in, dat volgens hem massavernietigingswapens verborg. Dat bleek niet te kloppen. Weer veranderde een president, die niet wilde vechten, in een oorlogspresident.

Vechten als oplossing

Voor Amerika ligt vechten meer voor de hand dan een eeuw geleden. Voordat het land zich in de Eerste Wereldoorlog mengde, had het een zwakkere strijdmacht dan veel Europese landen. Nu heeft Amerika het sterkste leger ter wereld. En als je sterker bent dan de rest, wordt een potje vechten al snel verleidelijk. Maar oorlog moet geen reflex zijn, waarschuwde president Obama in 2014 in een speech op een militaire academie: ‘Als je de beste hamer hebt, betekent dat nog niet dat elk probleem een spijker is.’
Politici van de partij PSP protesteerden in 1967 tegen de VS-Vietnamoorlog.
Hoe gaat het nu verder, nu Donald Trump president is? In zijn campagne haalde hij Wilsons leus ‘America First’ van stal (zie het kader ‘Lindbergh wil geen oorlog’). Met deze woorden benadrukte hij dat hij het leger alleen inzet als het in het directe belang van Amerika is. Hij zei dat hij Islamitische Staat wil bombarderen, maar zei niets over eventuele andere militaire plannen. Of Trump oorlog gaat voeren, is dus nog de vraag. De geschiedenis toont aan dat zelfs presidenten die schone handen wilden houden toch in grote oorlogen belandden.
Lindbergh wil geen oorlog
Nu zegt Donald Trump ‘America First’. Maar president Woodrow Wilson gebruikte die leus in 1916 als eerste, om duidelijk te maken dat hij het land niet in de Eerste Wereldoorlog zou storten. In de Tweede Wereldoorlog werd ‘America First’ opnieuw de leus van Amerikanen die hun land buiten de oorlog wilden houden. In september 1940 richtten rechtenstudenten van Yale University het America First Committee op. Dat kreeg zo’n 800.000 leden, met Charles Lindbergh als bekendste woordvoerder. Lindbergh, die in 1927 als eerste mens solo over de Atlantische Oceaan vloog, was een grote volksheld in Amerika. In een toespraak zei hij dat de VS-regering samenspande met de Britten en de Joden om de Amerikanen in de oorlog te storten. Lindbergh werd beschuldigd van antisemitisme en zou ook Duitse sympathieën hebben. Toen Amerika in de Tweede Wereldoorlog betrokken raakte, bleef niets van de antioorlogsstemming over. Drie dagen na de aanval op Pearl Harbor werd het America First Committee opgedoekt.

Groentjes moesten oefenen

In de Eerste Wereldoorlog was het Amerikaanse leger nog niet de ervaren oorlogsmachine van nu. Toch was het belangrijk voor de overwinning op Duitsland. De Amerikanen verbaasden de wereld met de snelle opbouw van het leger. Toen de VS de de oorlog verklaarde aan Duitsland, in april 1917, telde het slechts 200.000 man. Razendsnel nam Amerika miljoenen rekruten aan. In net zo’n hoog tempo ging het schepen, vliegtuigen en ander wapentuig maken. De eerste VS-troepen kwamen in juni 1917 in Frankrijk aan. Omdat het groentjes waren, werden ze eerst door de Fransen en Britten getraind.
Pas in oktober gingen de Amerikanen de Europese slagvelden op. Succesvol waren ze nog niet, want generaal John Pershing liet zijn troepen massale frontale aanvallen uitvoeren op de Duitse loopgraven. Zulke aanvallen bleken pure zelfmoordacties. De oorlog was vooral een uitputtingsslag, maar uiteindelijk veroverden de geallieerden terrein. Vanaf augustus 1918 behaalden ze, mede dankzij de Amerikanen, een reeks overwinningen in het noorden van Frankrijk.
Op 11 november 1918 zagen de Duitsers zich gedwongen om de vrede te tekenen.

Schip lijkt onkwetsbaar

De torpedo creëerde een anti-Duitse stemming in de VS.
De torpedo creëerde een anti-Duitse stemming in de VS.











De zee rondom Groot-Brittannië was levensgevaarlijk in 1915. Duitse onderzeeërs hadden de jacht geopend op alle Britse schepen, inclusief vracht- en passagiersschepen. Maar de passagiers op het enorme Britse schip Lusitania hoefden zich weinig zorgen te maken. Kapitein William Turner legde ze uit dat het schip dubbel zo snel voer als de U-boten. Over de radio werd Turner gewaarschuwd dat Duitse U-boten bij de Ierse zuidkust waren. Hij liet de lichten dimmen en de reddingsboten klaar hangen. Maar het schip was kansloos tegen de Duitse torpedo die op 7 mei van zo’n zevenhonderd meter afstand werd afgevuurd. Het projectiel sloeg vlakbij de brug in. Binnen achttien minuten was de Lusitania gezonken. Niet meer dan 761 opvarenden wisten zichzelf in veiligheid te brengen, 1198 kwamen om het leven.