donderdag 16 juni 2016

Ons leven is veiliger dan vroeger, dus vrezen we nu alle mogelijke gevaren

Angst voor risico’s

Overal dreigt gevaar: het weer, de griep, hoverboards of paddo’s kunnen zomaar ons einde betekenen, dus daar doen we wat aan. Maar zijn we niet bang voor de verkeerde dingen?
Alles is gevaarlijk geworden, lijkt het wel. Als het hard waait, geeft het KNMI een weeralarm af, net als bij wat sneeuwvlokken. Na een paar griepgevallen zijn we bang voor een epidemie. Kinderen kunnen hoverboards niet aan. Softdrugs zijn niet zo onschuldig als ze waren en van vuurwerk ga je dood. Terroristen willen ons pakken en bejaarden gaan te hard op hun elektrische fiets. We zien niet ­alleen steeds meer gevaren, bij elk mogelijk risico willen we ook direct ingrijpen. Alles wat een bedreiging kan zijn moet verboden worden of, als dat niet kan, van een enorme ­waarschuwing worden voorzien. Hoe zijn we toch zulke bangerds geworden? En welke angst is terecht?

Veiliger dan ooit
Onze angst is des te vreemder als je bedenkt hoe veilig het is, vindt veiligheidsdeskundige Remco Spithoven van de Hogeschool Utrecht en de Vrije Universiteit Amsterdam. Volgens hem wordt ons leven zelfs alleen maar veiliger. Zo is sinds de jaren zeventig in Nederland de kans om door een ongeluk te overlijden, dankzij allerhande maatregelen gehalveerd. Auto’s kunnen veel beter met lastige weersomstandigheden omgaan, ons huis hangt vol brandmelders en bij gevaar op je werk staat er een bedrijfshulpverlener of EHBO’er klaar. Op die manier is het leven thuis, op het werk en onderweg dus stukken minder riskant geworden. Toch heeft die grotere veiligheid onze angst voor risico’s niet verminderd. Die neemt juist toe, constateren veiligheidsonderzoekers al jaren. De Amerikaanse politicoloog Aaron Wildavsky schreef in 1979 al over zijn land: ‘De rijkste, best beschermde, meest inventieve samenleving, met de beste beheersing van technologieën, is op weg de meest angstige te worden.’ Ook in Nederland lijkt onze angst niet in proportie tot het gevaar te staan. Juist met onze ultraveilige auto’s worden we om de oren geslagen met weeralarmen: het zou te gevaarlijk zijn om de weg op te gaan. De Duitse filosoof Rüdiger Safranski analyseerde in 2004 de Nederlandse staat als volgt: ‘Hoe hoger de graad van veiligheid, hoe groter het gevoel bedreigd te zijn.’

Angst voor angst
Dat lijkt paradoxaal, maar toch is het zo gek niet, constateerde Safranski. ‘Omdat we leven in relatieve veiligheid, zijn we minder gewend aan existentiële dreiging. En juist daarom zijn we bang voor mogelijke bedreigingen.’ Kortom: we zijn verwend geworden en daarom gaan we ons zorgen maken om dingen die buiten onze macht liggen. Spithoven deelt die mening. ‘We kunnen ons druk maken omdat we geen directe dreigingen meer ervaren.’ Bovendien accepteren we steeds slechter dat er risico’s bestaan. ‘We hoeven ons geen zorgen meer te maken over ons natje en droogje voor morgen, dus gaan we ons zorgen maken over overmorgen.’ En op die mogelijke gevaren van overmorgen, hoe klein ze ook zijn, reageren we op een krampachtige manier. ‘We willen risico’s eigenlijk uitbannen. Zodra we ervan horen, willen we voorkomen dat ze zich manifesteren.’ Vroeger zagen we risico’s als een onvermijdelijk aspect van het leven, maar dat is volgens Spithoven veranderd. ‘We hebben de afgelopen drie ­decennia het beeld gecreëerd dat de wereld maakbaar is en dat alle risico’s uit te sluiten zijn.’

Geen risico
Natuurlijk is het logisch dat we ons leven veiliger willen ­maken, erkent Spithoven. En soms kan een maatregel echt iets opleveren (zie het kader ‘Betuttelen? Prima!’), maar dan moet het om een reëel risico gaan. Nu reageren we op een inicident met massale verontwaardiging, want: ‘Dit had nooit mogen g ­ ebeuren!’ Terwijl het misschien gewoon ongelooflijke pech was. Om een risico goed te kunnen beoordelen moet je de kans dat een ramp zich voordoet vermenig­vuldigen met de veroorzaakte schade. Daarom is het risico van kernenergie v ­ olgens experts vrij ­gering: de schade bij een kernramp zou natuurlijk groot zijn, maar de kans dat die zich voordoet is ­gering. Maar gewone mensen beoordelen de risico’s heel anders. In opinieonderzoeken scoort kernenergie als een van de grootste gevaren.
We hebben vooral moeite met risico’s die we niet zelf onder controle hebben. Zo bleek al in 1969 uit onderzoek van de Amerikaanse ingenieur Chauncey Starr dat we wel bereid zijn risico’s te lopen die we ook kunnen vermijden (zoals die van skiën) maar niet bereid zijn om ongekozen risico’s te lopen (zoals de gevaren van een natuurramp). Dat is een zeer hardnekkige kronkel in ons denken. Spithoven bemerkt iets vergelijkbaars bij de discussie om vuurwerk te verbieden. Vuurwerk vormt een reëel risico en eist elk jaar weer slachtoffers. Alleen al ­afgelopen jaar belandden bijna vijfhonderd mensen op de eerste hulp. Dat is met een vrij simpele maatregel op te lossen: vuurwerk afschaffen. Maar dat vinden de meeste mensen betutteling van de overheid. ‘Terwijl het best gek is dat we een slof TNT in huis halen en die afsteken.’ Moeilijk vermijdbare risico’s, zoals gevaarlijk weer, baren ons daarentegen de grootste zorgen.

Noodlot bestaat niet
Waar komt die angst voor lastig te vermijden risico’s vandaan? Spithoven denkt dat onze kijk op succes en falen is veranderd. ­Gevaar hoort er niet meer gewoon bij, we moeten het altijd proberen te temmen. Zelfs risico’s die we niet zelf in de hand hebben, willen we ­ itsluiten. Bovendien houden ­we elkaar steeds u meer verantwoordelijk voor ons handelen, ook als er wat misgaat. Volgens Spithoven heeft dat te maken met het wegvallen van geloof en ideologieën. Vroeger waren sommige gebeurtenissen ‘een keuze van God’, stelde filosoof Safranski ook. ‘Het meeste wat mensen overkwam, was lotsbeschikking. Nu we niet meer denken in termen van noodlot maar van risico’s, komt aansprakelijkheid in beeld. Een risico is het gevolg van menselijk handelen, van een ingreep of van nalatigheid.’ Dus moeten we er ook zelf wat aan doen. ‘Waar je vroeger moest oefenen in het ondergaan van het lot, dien je nu allerlei voorgeschreven maatregelen te nemen om niet zelf aansprakelijk gesteld te worden.’ Had je vroeger domme pech als je huis door de bliksem getroffen werd, nu is dat je eigen verantwoordelijkheid. Safranski: ‘Dan moet je de vraag beantwoorden waarom je geen bliksemafleider op je dak had.’

Gevaar hoort erbij
Van die gedachte moeten we weer af, vindt Spithoven. Alle risico’s wegnemen is gewoon niet haalbaar. ‘Het is nooit goed genoeg. Dat leidt tot chronisch pessimisme. Zeker als we terugkijken op incidenten.’ De criminaliteit is niet volledig op te lossen, anders zouden er ingrijpende maatregelen nodig zijn. ‘Die staan op gespannen voet met onze rechts­beginselen. Alle risico’s uitsluiten maakt de samenleving niet prettiger.’ De criminaliteit in Nederland neemt trouwens ook al jaren af. Op dat vlak gaat het dus behoorlijk goed. Met dat besef kunnen we onze angst voor gevaar verminderen, verwacht Spithoven. ‘We moeten anders met risico’s omgaan en ons afvragen: is iets echt gevaarlijk? Er is genoeg reden tot meer positiviteit.’ Veel ­risico’s zijn kleiner dan we denken. En in andere gevallen moeten we accepteren dat een bepaalde mate van gevaar bij het leven hoort. Spithoven geeft toe dat het niet eenvoudig is om je te ontdoen van je angst voor risico’s. Maar we kunnen wel accepteren dat bepaalde gevaren bij het ­leven horen. En als er iets misgaat, betekent dat niet per se dat iemand bewust een fout gemaakt heeft. Risico’s accepteren is nodig op weg naar minder angsthazerij.

Veel te gevaarlijk, weg ermee

Deze zaken werden de afgelopen tien jaar verboden.
Babypijltjes en Romeinse kaarsen zijn in 2015 verboden, nadat de vuurwerkbranche ze eerder al zelf in de ban had gedaan. Het vuurwerk is gevaarlijk, omdat omstanders er regelmatig slachtoffer van werden. Het aantal vuurwerkslachtoffers nam af.
Paddo’s mogen sinds 2008 niet meer. Vooral in combinatie met alcohol gingen gebruikers gekke dingen doen. In 2007 sprongen twee toeristen in Amsterdam van een brug, waarvan er een overleed. Een andere toerist had zijn hotelkamer flink toegetakeld en spullen op straat gegooid.
Het hoverboard was in 2015 korte tijd populair. Maar het elektrische voertuig op twee wielen werd gelijk al geweerd van de openbare weg omdat het geen stuur heeft. Het hoverboard bestuur je met je lichaam.

Risico is positief                                                                                           Nu klinkt risico als iets negatiefs, maar toen Nederlanders nog de VOC-mentaliteit bezaten, was dat wel anders. Onze kooplui gebruikten het woord risico in de zestiende en zeventiende eeuw om een spannend waagstuk aan te duiden. ‘Risico’ komt van het Griekse woord ‘riza’, dat ‘klip’ betekent. Als een schip op de klippen loopt, betekent dat een groot verlies. Ontloopt het die, dan loopt de koopman binnen. Een risico kan dus negatief, maar ook positief uitpakken. De klippen zijn een gevaar, en tegelijk een uitdaging. Toch wilden koopmannen ook toen al hun risico’s zo laag mogelijk houden. Zo ontstonden al snel verzekeringen: door risico’s te spreiden, werd de kans op verlies minder. Dat maakte het mogelijk om veilig grote investeringen te doen.

Mannensport

Vroeger, toen was de Formule 1 voor echte mannen. Veiligheidsmaatregelen waren er nauwelijks en coureurs maakten van elke race een echte show. Zo reed de Nederlander Carel Godin de Beaufort tijdens een race in Duitsland in 1964 zijn testrondjes met een Beatlespruik in plaats van een helm, tot groot vermaak van het publiek. Die tijden zijn voorbij. De bolides van nu klinken als opgevoerde stofzuigers en coureurs zijn onherkenbaar ingepakt in brandwerende kledij. Dankzij verplichte gras­ stroken langs het parcours kijkt het publiek vanaf grote stroken langs het parcours kijkt het publiek vanaf grote afstand toe, vanachter een metershoog hek. Vroegere snelheidsduivels betaalden vaak een hoge prijs voor hun heldhaftigheid. Godin de Beaufort had met die pruik wellicht het onheil over zichzelf afgeroepen. Hij kwam om tijdens de race met zijn oranje Porsche. In de jaren vijftig en zestig stierf jaarlijks gemiddeld één Formule 1-coureur. In 2015 viel voor het eerst in twintig jaar weer een dode: Jules Bianchi overleed maanden na een onfortuinlijk ongeluk.

Betuttelen? Prima!

Soms is verbieden een prima idee. Een paar zaken die we eerst gewoon vonden, en ons nu niet meer voor kunnen stellen.
Autogordels werden pas in 1975 verplicht. Daarvoor was de mening dat een verplichting ‘oncontroleerbaar’ was. Autogordels achterin moeten vanaf 1989 om. Mede door deze maatregelen is het aantal verkeersdoden flink afgenomen.
Staken, dat deden wielrenners tijdens Parijs-Nice in 1991. De wielerbond had besloten dat fietshelmen verplicht waren. Hoe durfden ze? Met wapperende haren van de hoogste bergen stuiven, dat moest gewoon kunnen. Pas na de tragische dood van de Kazach Andrej Kivilev in 2003 werd de helmverplichting mokkend geaccepteerd. Ruim tien jaar later is het lastig voor te stellen waarom het zo controversieel was.
Roken op kantoor was tot 2004 toegestaan. Tot 1995 mocht je zelfs roken in vliegtuigen. Een Leidse hoogleraar noemde een rookverbod in vliegtuigen in de Volkskrant een ‘heksenjacht op de moderne paria, de roker’. Maar na een rookverbod blijkt de volksgezondheid toe te nemen en neemt het aantal sterfgevallen af, zo bleek in 2010 uit onderzoek van de Britse Cochrane-gezondheidsorganisatie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten