Waarom hebben we huidhonger?
Tijdens de corona-crisis kampen steeds meer mensen met ‘huidhonger’, het gemis van aanraking. Dat gaat niet (per se) om de seks. Waarom is het nodig dat je wordt aangeraakt?
Als oermensen hadden we waarschijnlijk ook al huidhonger. De behoefte aan aanraking is er door evolutie bij ons ingesleten. Psycholoog Mandy Tjew-A-Sin van de Vrije Universiteit Amsterdam doet onderzoek naar aanraking: ‘Het gevoel van verbinding met anderen is belangrijk, omdat we nu eenmaal sociale wezens zijn.'
Toen we nog oermensen waren, wilden we al bij een groep horen. En aanraking was dé manier om een band te krijgen. ‘Dat was een belangrijke survival-strategie, je moest zorgen dat mensen van je hielden’, zegt Tjew-A-Sin. Alleen dan kon je het overleven op een steppe vol wilde dieren.
‘Vandaar dat de behoefte aan aanraking min of meer in ons is voorgeprogrammeerd.’ Daarom reageren onze breinen ook zo sterk op aanraking. En op het gemis ervan. Dat levert je het nare gevoel van huidhonger op.
Aanraken is belangrijker dan eten
Niet gek dus dat je snakt naar een knuffel, als je lang niet wordt aangeraakt. Voor alle primaten (apen en mensen) is aanraking van belang. Dat bleek al uit de omstreden experimenten uit de jaren 50 van de Amerikaanse psycholoog Harry F. Harlow.
Harlow zette resusaapjes net na hun geboorte in een kooi met twee nepmoeders: een van ijzer, en eentje bekleed met zachte stof. In een van de experimenten werd de 'ijzeren moeder' uitgerust met een flesje melk. De zachte nep-mama niet. Zouden de kleintjes voedsel belangrijker vinden dan zachtheid, en zich aan de ijzeren moeder vastklampen? Nee. Alleen als ze honger hadden gingen de aapjes naar de draadstalen moeder voor een slokje. De rest van de tijd bleven ze bij de zachte moeder. Conclusie? Aanraking is belangrijker dan eten.
Kind groeit door knuffels
De honger naar aanraking begint al in je kindertijd. Zonder aanraking ontwikkelt een kind zich slecht. Dat blijkt uit onderzoek van de Harvard University (VS) in een overvol Roemeens kindertehuis begin jaren 90. De verzorgers hadden daar nooit tijd om de kinderen te knuffelen. De onderzoekers gaven een deel van de kindjes tijdelijk extra zorg en knuffels. Na dertien maanden bleek het verschil: de kinderen die meer waren aangeraakt waren meer gegroeid en kenden meer woordjes. Ook leerden ze eerder kruipen dan de kleintjes die geen knuffels hadden gehad. Dat kwam doordat ze minder van het stresshormoon cortisol aanmaakten. Dat hormoon kan de hersenontwikkeling stoppen, maar ook de werking van de hypofyse, een klier die de groei regelt. Vandaar dat de kinderen die nooit waren geknuffeld, kleiner bleven.
Kinderen die werden geknuffeld groeiden beter en kenden meer woordjes
Huidhonger of honger naar dopamine?
Voor een kind zijn knuffels dus essentieel, en voor een volwassene nog steeds. Daarom voelt een knuffel of aai nog steeds fijn. Aanraking voel je door de ‘mechanosensoren’ in de huid. Daarmee neem je 'mechanische' prikkels op de huid waar: druk of trillingen.
Worden de sensoren in de huid zacht geprikkeld door een streling? Dan gaat er een seintje naar je brein, de aanmaak van stresshormonen stopt. Je maakt dan blijmakende stoffen aan, zoals dopamine. Daardoor voel je je lekker. Juist omdat aanraking zo prettig voelt, kun je het vreselijk gaan missen als je een tijdje 'droog staat'. Dat voelt als huidhonger. Maar eigenlijk verlang je naar een lekkere shot dopamine.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten